Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7521, 16/01338
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7521, 16/01338
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2017
- Datum publicatie
- 4 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:7521
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:214
- Zaaknummer
- 16/01338
Inhoudsindicatie
Het geschrift dat door de Inspecteur aan belanghebbende is gezonden in reactie op haar tijdig ingediende bezwaarschrift, kan niet anders worden geduid dan als uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft dat stuk ten onrechte aangemerkt als ambtshalve genomen beschikking.
Uitspraak
Belastingkamer
locatie Leeuwarden
nummer 16/01338
uitspraakdatum: 30 augustus 2017
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 september 2016, nummer LEE 16/1350, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd en de belastingrente verminderd tot nihil.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Bij voorlopige aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2013, gedagtekend 15 januari 2013, is aan belanghebbende uit hoofde van de algemene heffingskorting een teruggave verleend van € 1.468. Dat bedrag heeft zij in vier maandelijkse uitbetalingen groot € 123 en acht maandelijkse betalingen groot € 122 ontvangen.
Bij voorlopige aanslag van 25 juni 2014 is aan belanghebbende een aanslag opgelegd ten bedrage van € 1.465 aan terug te betalen heffingskorting, onder vermelding van het terug te ontvangen bedrag volgens de vorige aanslag € 1.468, verminderd met het terug te ontvangen bedrag volgens de nieuwe aanslag van € 3.
Bij voorlopige aanslag van 17 oktober 2014 is aan belanghebbende medegedeeld dat haar verzamelinkomen is bepaald op € 451 en dat zij een bedrag groot € 1.308 meer terug ontvangt, onder vermelding van het terug te ontvangen bedrag van de nieuwe aanslag € 1.311, verminderd met het terug te ontvangen bedrag van de vorige aanslag van € 3.
Met dagtekening 28 oktober 2015 is aan belanghebbende de definitieve aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd, inhoudende een te betalen bedrag groot € 1.316, onder vermelding van de eerder verleende voorlopige teruggave € 1.468, verminderd met de eerdere voorlopige aanslag van € 157, en van € 5 aan belastingrente.
Belanghebbende heeft bij brief van 7 november 2015, door de Inspecteur ontvangen op 16 november 2015, bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag.
Bij geschrift van 8 december 2015, dat in de kop het woord „vermindering” bevat, is aan belanghebbende medegedeeld dat zij een bedrag groot € 1.316 heeft te ontvangen, onder vermelding van uitbetaling heffingskorting € 1.311, verminderd met de eerder verleende teruggave van € 1.468 en vermeerderd met € 157 wegens de eerdere voorlopige aanslag en € 1.316 aan eerder vastgesteld bedrag. Voorts is vermeld dat zij een verzamelinkomen heeft van € 451. Aan inkomstenbelasting dient zij volgens dat geschrift € 26 te betalen en aan premie volksverzekeringen € 140, in totaal derhalve € 166. Haar algemene heffingskorting bedraagt € 1.468 en haar arbeidskorting € 9, in totaal € 1.477. Gelet op de te betalen IB/PVV van in totaal € 166 heeft zij recht op uitbetaling van € 1.311 aan heffingskorting. In het geschrift is vermeld dat daartegen bezwaar gemaakt kan worden.
Belanghebbende heeft bij brief van 30 december 2015 het volgende aan de Inspecteur geschreven:
"Ik heb bezwaar tegen aanslagnummer [0000.00.000] .H.36.01 (vermindering) d.d. 8/12/2015. (…) Dit was een onzinnig stuk. (…) Bezwaar is dat u nog steeds geen definitieve aanslag 2013 heeft vastgesteld. (…)."
Bij geschrift met dagtekening 26 januari 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten dat het bezwaar werd afgewezen. Dat geschrift bevat de aanduiding „Betreft: Uitspraak op het bezwaarschrift” en een rechtsmiddelverwijzing.
3 Geschil
In geschil is of de Rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bewaar.
Belanghebbendes gemachtigde heeft in het hoger beroepschrift en ter zitting diverse bezwaren tegen de handelwijze van de Inspecteur naar voren gebracht, maar gaat akkoord met de hoogte van het bij het geschrift van 8 december 2015 vastgestelde verzamelinkomen.
De Inspecteur heeft ter zitting nader het standpunt ingenomen dat het geschrift van 8 december 2015 moet worden aangemerkt als uitspraak op bezwaar en dat het beroep van belanghebbende hetzij ongegrond, hetzij niet-ontvankelijk was.