Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7669, 16/00967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7669, 16/00967

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 september 2017
Datum publicatie
22 september 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:7669
Zaaknummer
16/00967

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Voormalige werknemer. Nabetaling. Belaste inkomsten?

Uitspraak

Belastingkamer

locatie Arnhem

nummer 16/00967

uitspraakdatum: 5 september 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

ir. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2016, nummer AWB 15/5968, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft bij besluit van 9 september 2014 het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering (hierna: IB/PVV) 2010, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en inkomen van € 86.095, afgewezen.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman die deze heeft doorgezonden naar de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ter behandeling als beroep. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een voormalig werknemer van [A] . Hij is per 1 februari 1999 boventallig verklaard en heeft gebruik gemaakt van de afvloeiingsregeling van het sociaal plan van [A] . Doel van het sociaal plan was voor boventallige werknemers van [A] ander passend werk (intern of extern) te vinden. Bij aanvaarding van een externe functie met een lager loon werd het loon voor een bepaalde periode door [A] gesuppleerd.

2.2.

[A] heeft het standpunt ingenomen dat het sociaal plan voor belanghebbende gold tot 1 mei 2009. Belanghebbende was van mening dat hij in aanmerking kwam voor een verlengde suppletieregeling.

2.3.

Teneinde dit geschil te beslechten heeft belanghebbende een advocaat ingeschakeld en zijn voormalige werkgever gedagvaard voor de kantonrechter te Arnhem. Hij heeft onder meer gevorderd dat de kantonrechter [A] veroordeelt tot continuering van de suppletieregeling.

2.4.

Op 28 juli 2010 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, belanghebbende daarbij in het gelijk gesteld en [A] veroordeeld tot het betalen van de achterstallige suppletie.

2.5.

[A] heeft in 2010 de opgelopen suppletieachterstand ten bedrage van € 10.845,55 voldaan. Hierop heeft [A] € 4.338,23 aan loonheffing ingehouden. Het nettobedrag van € 6.507,32 is uitbetaald aan de advocaat van belanghebbende in het geding met [A] . De advocaat heeft dit bedrag volledig verrekend met de nog openstaande facturen van belanghebbende ter zake van het geschil tussen belanghebbende en [A] .

2.6.

Volgens opgave van [A] aan de Inspecteur heeft zij in 2010 een bedrag van bruto € 13.670 aan belanghebbende uitbetaald. In dit bedrag is voornoemde nabetaling van € 10.845,55 begrepen. De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 (na een vermindering op 28 mei 2013) vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 86.095. Hierbij zijn tot een bedrag van € 93.107 looninkomsten in aanmerking genomen, te weten € 45.243 van het Ministerie van [B] , € 23.287 van [C] , € 9.298 van [D] , € 1.609 van [E] en € 13.670 van [A] . Daarnaast heeft de inspecteur rekening gehouden met € 3.865 negatieve inkomsten uit eigen woning en € 3.147 persoonsgebonden aftrek.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur terecht het standpunt inneemt dat de in 2010 door [A] gedane nabetaling van € 10.845,55 moet worden gerekend tot belanghebbendes inkomen uit werk en woning van 2010.

3.2.

Belanghebbende neemt het standpunt in dat het bedrag van € 10.845,55 niet tot zijn inkomen moet worden gerekend. Hij stelt dat het bedrag is aan te merken als een onbelaste onkostenvergoeding. Voorts neemt belanghebbende het standpunt in dat voor zover dat bedrag wel als inkomen in aanmerking moet worden genomen niet meer dan de helft daarvan moet worden gerekend tot het inkomen van het jaar 2009 en dat de in verband met de gerechtelijke procedure bij de kantonrechter gemaakte advocaatkosten aftrekbaar zijn. Tevens stelt belanghebbende dat hij recht heeft op een terugbetaling van belasting tot een bedrag van € 7.414 met betrekking tot het jaar 2000.

3.3.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard dat hij zijn grief ter zake van het bedrag van € 1.566 aan onderzoekskosten laat vallen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing