Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8425, 16/01013
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-09-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8425, 16/01013
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 september 2017
- Datum publicatie
- 6 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:8425
- Zaaknummer
- 16/01013
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Ontvankelijkheid beroep erven. Kring van beroepsgerechtigden.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer: 16/01013
uitspraakdatum: 26 september 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erven [X], wonende te [Z] (hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2016, nummer AWB 16/910 in het geding tussen belanghebbenden en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 4 (hierna: het pand) te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2014, voor het belastingjaar 2015 vastgesteld op € 604.000. In hetzelfde geschrift als deze beschikking zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting eigenaar woning (hierna: OZB) en watersysteemheffing gebouwd vastgesteld waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 427.000 en de opgelegde aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 30 juni 2016 het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2017 te Arnhem. Namens belanghebbenden is verschenen hun gemachtigde, [A] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Op 1 januari 2015 stond wijlen [X] als eigenaar van het pand in het Kadaster ingeschreven. De WOZ-beschikking van 30 april 2015 is op naam gesteld van diens erven, te weten belanghebbenden.
[C] , zijnde één van de erven [X] , heeft tegen deze WOZ-beschikking bezwaar gemaakt. De uitspraken op bezwaar zijn op naam van [C] gesteld. Belanghebbenden hebben vervolgens tegen deze uitspraken beroep ingesteld.
De Rechtbank heeft dit beroep niet-ontvankelijk verklaard om reden dat de uitspraken op bezwaar op naam van [C] en niet op naam van de erven [X] zijn gesteld en de erven [X] op grond hiervan niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
3 Geschil
In geschil is of het beroep van belanghebbenden terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Belanghebbenden beantwoorden deze vraag ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en het terugwijzen van de zaak naar de Rechtbank voor een behandeling van het beroep.
De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.