Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8560, 16/00874 en 16/00875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8560, 16/00874 en 16/00875

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 oktober 2017
Datum publicatie
13 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:8560
Zaaknummer
16/00874 en 16/00875

Inhoudsindicatie

Zuiveringsheffing. Recreatiewoningen op park. Permanente bewoning wordt gedoogd. Gebruiker.

Uitspraak

Belastingkamer

locatie Arnhem

nummers 16/00874 en 16/00875

uitspraakdatum: 4 oktober 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 24 juni 2016, nummers AWB 15/1660 en AWB 15/1662, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven opgelegd ten bedrage van € 13.651,34 en voor het jaar 2015 een voorlopige aanslag zuiveringsheffing bedrijven ten bedrage van € 22.489,33.

1.2.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar beide aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslagen verminderd tot € 13.424,59 (2012) en € 4.925,85 (2015).

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijven 2012 heeft betrekking op het adres [a-straat] 25 te [A] . Op dit adres bevindt zich [B] (hierna ook: het park), welk park onder meer bestaat uit 207 recreatiewoningen. Verweerder heeft, naast het object met de aanduiding 25-AO, 180 van de 207 recreatiewoningen in voormelde definitieve aanslag betrokken.

2.2.

De gemeente Zutphen gedoogt dat de recreatiewoningen op het park permanent worden bewoond. De gebruikers van de permanent bewoonde woningen worden, voor zover zij als bewoner op dit adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), zelfstandig in de zuiveringsheffing aangeslagen.

2.3.

Na het staken van de activiteiten door [C] B.V. zijn (een beperkt deel van) de rechten en verplichtingen eind januari 2004 overgegaan naar [D] B.V.

2.4.

[D] B.V. is op het park actief onder de naam [X] B.V. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan onder andere uit het handhaven van rust en orde in het park, het inrichten en bemannen van een centrale receptie, het verzorgen van post, het verhelpen van kleine storingen in de wooneenheden, het verwijderen en/of ophalen van straat-, huis- en tuinafval, het in stand houden van bepaalde recreatieterreinen en het onderhouden van de gronden behorend bij het park. Deze laatste werkzaamheden omvatten het maaien van gras, het schoonhouden van oevers en beschoeiingen en het eenmaal per jaar schoonmaken van de dakgoten. Voor deze werkzaamheden krijgt belanghebbende een vergoeding, waarvan de hoogte wordt overeengekomen met de Vereniging van Eigenaren.

2.5.

De bemiddeling in de commerciële verhuur van een deel van de recreatiewoningen dat niet permanent wordt bewoond, geschiedt door [E] B.V. (hierna: [E] ). Belanghebbende verleent recreatieve huurders toegang tot de door hen bij [E] gehuurde recreatiewoningen. Voor dit doel is belanghebbende in het bezit van de sleutels van deze woningen. Zij ontvangt voor deze diensten een vergoeding van [E] , die los staat van de in 2.4. genoemde vergoeding.

2.6.

De infrastructuur van het park (waaronder de riolering) wordt beheerd door Stichting [F] ( [F] ).

2.7.

In de aanslag 2012 zijn, naast het object met de aanduiding 25-AO, 207 recreatiewoningen betrokken. De aanslag is gebaseerd op 326,90 vervuilingseenheden (v.e.) en een tarief van € 41,76 per v.e. In beroep is de aanslag verlaagd en gebaseerd op 180 recreatiewoningen, met een waterverbruik van 13.977 m³, hetgeen resulteert in een aantal v.e. van 321,47 (13.977 m³ x afvalwatercoëfficiënt 0,023) maal het tarief van € 41,76 per v.e. De 180 woningen waarvan het waterverbruik in de heffing is betrokken, betreffen woningen waarvan in de GBA geen persoon als (permanente) bewoner is ingeschreven.

2.8.

In de voorlopige aanslag 2015 zijn, naast het object met de aanduiding 25-AO, 207 recreatiewoningen betrokken. De voorlopige aanslag is gebaseerd op 478,7 v.e. en een tarief van € 46,98 per v.e. In beroep is de voorlopige aanslag verlaagd en gebaseerd op 64 recreatiewoningen, met een waterverbruik van 4.559 m³, hetgeen resulteert in een aantal v.e. van 104,85 (4.559 m³ x afvalwatercoëfficiënt 0,023) maal het tarief van € 46,98 per v.e. De 64 woningen waarvan het waterverbruik in de heffing is betrokken, betreffen woningen waarvan in de GBA geen persoon als (permanente) bewoner is ingeschreven.

2.9.

In artikel 3, tweede en derde lid, van zowel de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Rijn en IJssel 2012, als de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Rijn en IJssel 2015 (hierna tezamen ook: de Verordening) staat het volgende:

“2. Aan de heffing worden onderworpen:

a. ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;

(…)

3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is heffingsplichtig:

(…)

c. in geval van het voor volgtijdig gebruik ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte: degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag 2012 en de voorlopige aanslag 2015, zoals door de Rechtbank verlaagd, terecht en voor het jaar 2012 tot een juist bedrag zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende heeft daartoe aangevoerd dat zij niet kan worden aangemerkt als heffingsplichtig in de zin van de Verordening, althans dat het aanmerken van belanghebbende als heffingsplichtig berust op willekeur, gelet op de versnippering van de exploitatietaken op het park. Belanghebbende heeft ook aangevoerd dat het park door de toenemende permanente bewoning van de recreatiewoningen het karakter heeft verloren van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat de onzorgvuldige wijze waarop de aanslag 2012 en de voorlopige aanslag 2015 tot stand zijn gekomen, meebrengt dat deze vernietigd dienen te worden. Belanghebbende bestrijdt ten slotte dat in 2012 slechts 27 recreatiewoningen permanent werden bewoond.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing