Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8563, 16/01106
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8563, 16/01106
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2017
- Datum publicatie
- 13 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:8563
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:4609, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/01106
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Aanmerkelijk belang. Toerekening winstuitdeling aan ex-echtgenoot? Eenzijdig verzoek tot wijziging.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/01106
uitspraakdatum: 4 oktober 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 augustus 2016, nummer AWB 15/6971, ECLI:NL:RBGEL:2016:4609, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraken met betrekking tot de aanslag en de heffingsrente in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is in 1998 op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [A] (hierna: de ex-echtgenoot). Op 10 december 2014 is de echtscheiding door de rechtbank uitgesproken.
In het onderhavige jaar bezat belanghebbende alle aandelen in [B] B.V. (de BV).
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2010 gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.481 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil.
In verband met de aanschaf van een boot heeft de Inspecteur een winstuitdeling uit de BV aan belanghebbende aangenomen van € 547.400. Bij het opleggen van de onderhavige aanslag heeft de Inspecteur in afwijking van de aangifte bij belanghebbende een bedrag van € 273.700, zijnde 50% van € 547.400, in aanmerking genomen als inkomen uit aanmerkelijk belang. De aanslag is met dagtekening 8 mei 2014 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.481 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 273.700. Belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
Bij e-mail van 20 november 2014 heeft de gemachtigde van belanghebbende en de ex-echtgenoot aan de Inspecteur een stuk gestuurd met betrekking tot – onder meer – de correcties in verband met de onder 2.4 genoemde winstuitdeling, waarin – voor zover van belang – het volgende is geschreven:
“Aangiften IB 2010
De aangiften zijn door de heer en mevrouw [A] zelf ingediend.
1. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de ingediende aangifte correcties opgelegd. Dit in verband met de aanschaf van de boot. De belastingdienst heeft aan de heer [X] een aanslag opgelegd waarbij zij de aanschafwaarde van de boot (€ 547.400) als dividenduitdeling in aanmerking wil nemen (belast tegen 25%).
2. Verder is aan mevrouw [A] een aanslag opgelegd waarbij een bedrag van € 273.700 aan box 2 inkomen in aanmerking is genomen (25%). Deze afwijking is verder niet gemotiveerd door de belastingdienst.
Standpunt van belanghebbende is het volgende. De boot is in 2011 verkocht voor een bedrag van € 416.500. Belanghebbende is van mening dat alleen het verschil ad € 130.900 bij de heer [X] als dividenduitdeling in aanmerking mag worden genomen. Daarnaast dienen aan mevrouw [A] geen correcties te worden opgelegd.”
Op 1 september 2015 is het faillissement van de ex-echtgenoot uitgesproken.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 22 oktober 2015 de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Bij brief van 4 december 2015 hebben belanghebbende en haar ex-echtgenoot een gezamenlijk verzoek ingediend bij de Inspecteur om de gehele correctie in box 2 aan de ex-echtgenoot toe te rekenen.
Bij e-mail van 9 december 2015 is namens de curator in het faillissement van de ex-echtgenoot (hierna: de curator) aan de Inspecteur medegedeeld dat niet akkoord wordt gegaan met het toerekenen van de gehele correctie aan de ex-echtgenoot.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur bij belanghebbende terecht een bedrag van € 273.700 als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Belanghebbende stelt zich – samengevat – op het standpunt dat geen sprake is van een winstuitdeling van € 273.700 en dat het bedrag dat wel als winstuitdeling kan worden aangemerkt gelet op de door haar en haar ex-echtgenoot gemaakte gezamenlijke keuze in de zin van artikel 2.17 Wet IB 2001 geheel bij de ex-echtgenoot in aanmerking dient te worden genomen. Belanghebbende beroept zich in dit verband ook op het vertrouwensbeginsel en is voorts van mening dat het motiveringsbeginsel is geschonden. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, vermindering van de aanslag en dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente. De verzuimboete is tussen partijen niet in geschil.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat bij belanghebbende terecht een winstuitdeling van € 273.700 in aanmerking is genomen. Hij voert daarbij onder meer aan dat de gezamenlijke keuze van belanghebbende en de ex-echtgenoot om de gehele winstuitdeling toe te rekenen aan de ex-echtgenoot is herzien door de mededeling van de curator dat hij niet akkoord gaat met het toerekenen van de gehele correctie aan de ex-echtgenoot. Voorts bestrijdt de Inspecteur het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel en de gestelde schending van het motiveringsbeginsel. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.