Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8971, 16/01465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8971, 16/01465

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 oktober 2017
Datum publicatie
27 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:8971
Formele relaties
Zaaknummer
16/01465

Inhoudsindicatie

OB. Handelaar in meubelen. Intracommunautaire verwerving? Omkering en verzwaring bewijslast. Vereiste aangifte? Redelijke schatting. Vergrijpboete terecht?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/01465

uitspraakdatum: 17 oktober 2017nummer 06/001470121

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , .wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 november 2016, nummer AWB 16/1529, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 februari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 29.151. Verder is een vergrijpboete opgelegd van € 12.955 en is een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 2.508.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 december 2015 de naheffingsaanslag verminderd tot € 9.579, de boete verminderd tot € 3.113 en het bedrag aan heffingsrente verminderd tot € 803.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 11 november 2016 het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, het beroep inzake de boete gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar inzake de boete vernietigd en de boete verminderd tot € 2.155.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen bij het Hof op 8 december 2016, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2017 te Arnhem. Belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A] en drs. [B] .

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan onder meer uit in- en verkoop van meubelen.

2.2.

Belanghebbende heeft op 9 februari 2010 een partij goederen geleverd aan [C] te [D] , België (verder: [C] ) tegen contante betaling van € 42.000. Een handgeschreven contantbon (verder: de contantbon) maakt deel uit van de stukken. De omschrijving van het geleverde luidt: “Partij meubelen als gezien uit voorraad”. Er is geen BTW in rekening gebracht. Wel is het BTW-nummer van [C] vermeld.

2.3.

In het kasboek heeft belanghebbende een kasontvangst verantwoord van “ [C] België” van € 42.000. Blijkens de kolom “BTW 19%” is in deze betaling geen bedrag begrepen voor omzetbelasting.

2.4.

De Inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld om onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 februari 2010 tot en met 31 december 2012 te beoordelen. Van dit onderzoek is met dagtekening 17 maart 2014 een rapport opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

“1.2 Verloop onderzoek

Belastingplichtige dient reeds meerdere jaren maandelijks nihilaangiften voor de omzetbelasting in. Daarna worden suppletie-aangiften ingediend waarbij bedragen worden teruggevraagd. Uit deze suppletie-aangiften blijkt niet of er omzet is geweest.

(…)

2.3

Belastingadviseur

De belastingadviseur is

Naam: Administratiekantoor [E]

(…)

De belastingadviseur verzorgt de jaarrekening, de aangiften inkomstenbelasting en de suppletie-aangifte omzetbelasting.

(…)

3.1

Administratie

Belastingplichtige verzorgt zelf de dagelijkse administratie. Alle onderliggende facturen en overige bescheiden worden in een map verzameld.

(…)

Deze administratie werd verder verwerkt door de belastingadviseur tot dag- en grootboeken en de jaarstukken. (…)

3.2

Kasadministratie

Over de jaren 2010 en 2011 zijn aangetroffen uitdraaien van een kasstaat.

De volgende gebreken zijn geconstateerd:

- een deugdelijke kascontrole (o.a. geen saldo-controle) ontbreekt;

- het beginsaldo per 1 februari 2010 is niet geboekt;

- de aansluiting tussen het kassaldo per 31 december 2011 volgens de jaarrekening en de kasstaat ontbreekt. Het verschil bedraagt € 584;

- het eindsaldo per 31 december 2011 is niet geboekt;

- op 31 december 2011 is het kasboeksaldo € - 397 negatief;

- er is over het jaar 2012 geen kasadministratie aangetroffen.

(…)

5.1.1

Omzet meubelen binnen EU 2010

In de administratie van 2010 wordt een doorslag van een contantbon nr 6 aangetroffen met daarop de vermelding 9/2 als datum. Het betreft volgens de bon de verkoop van gebruikte meubels voor een bedrag van € 42.000. De btw is verlegd. (…)

De bon is gericht aan:

Naam [C]

(…)

Pc/Plaats (…) [D]

Land België

BTW nr (…)

De adviseur verwerkt het bedrag van € 42.000 in de kas op 9 februari 2010 met de omschrijving: vooruitontvangen op bestelling.

(…)

In reactie op de vragenbrief vermeldt de adviseur in de brief van 2 mei 2013 dat hij een en ander verkeerd heeft begrepen en dat de feiten als volgt zijn:

Op 2 september 2010 heeft belastingplichtige een partij meubelen aan [C] verkocht. Deze zijn door een vrachtrijder opgehaald en er is contant een bedrag van € 42.000 betaald. (…) Er wordt verklaard dat er geen bescheiden zijn van de transacties naar België. Er wordt vermeld dat de goederen bestaan uit bankstellen, eettafels, stoelen, salontafels e.d.

(…)

Het volgende is geconstateerd:

- Het is niet duidelijk geworden wie de vervoerder is geweest en hoe de uitvoerprocedure is geweest.

- Er zijn geen bescheiden aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat de goederen het land hebben verlaten. Volgens verklaring zouden er geen bescheiden zijn.

- In de aangiften omzetbelasting van belastingplichtige is geen ICL aangegeven.

- Er is door belastingplichtige geen opgaaf intra communautaire prestaties (ICP) gedaan.

- Er is door de afnemer geen opgaaf intra communautaire prestaties (ICP) gedaan.

- (…)

Op basis van de bovengenoemde constateringen worden de volgende conclusies getrokken:

- (…)

- Er is niet aangetoond dat de goederen het grondgebied van Nederland hebben verlaten. De omzet wordt belast tegen het algemene tarief.

(…)

5.2.1

Privé-storting

Op de kasstaat van het jaar 2010 is een privé-storting van € 18.000 aangetroffen. Een datum is niet vermeld. Na deze boeking volgt op 25 februari 2010 de boeking van een contante inkoop ad € 17.850.

Bij brief van 29 maart 2013 is aan belastingplichtige gevraagd naar de herkomst van deze storting en in dit verband eventuele opnamebewijzen of andere bescheiden waaruit de herkomst blijkt, te verstrekken. In de brief van 2 mei 2013 van de adviseur wordt verklaard dat op 1 februari 2012 een bedrag van € 18.000, zijnde spaargeld, in de kas is gestort.

Tijdens het gesprek van 1 augustus 2013 en in zijn brief van 31 augustus 2013 verklaart belastingplichtige dat hij dit bedrag gespaard heeft van zijn salaris toen hij in 2008 en 2009 werkzaam was bij [F] BV. Het bedrag zou thuis in contanten bewaard zijn.

Constateringen:

-

Uit de door de Nederlandse banken verstrekte gegevens blijkt dat belastingplichtige per ultimo 2009 een banksaldo heeft van € 5.129. De fiscaal partner heeft volgens de gegevens van de Nederlandse banken geen banksaldo op 31 december 2009. In de ingediende aangiften inkomstenbelasting over het jaren 2009 en 2010 van belastingplichtige en zijn fiscaal partner is geen inkomen box 3 aangegeven.

-

Belastingplichtige heeft geen bescheiden verstrekt waaruit de herkomst van het bedrag van € 18.000 zou kunnen blijken.

Conclusie

Ten tijde van het onderzoek is niet gebleken wat de herkomst is van het bedrag van € 18.000. Het bedrag van €18.000 wordt beschouwd als contante omzet.

(…)

6.1

Aangifte/suppletie-aangifte

De belastingplichtige heeft over de jaren 2010 tot en met 2012 nihilaangiften ingediend. Er is hierover diverse malen contact met belastingplichtige geweest. Aan belastingplichtige is op 10 november 2012 een brief gezonden waarin werd medegedeeld dat de onderneming zou worden afgevoerd. Op 22 november 2012 reageerde de adviseur schriftelijk op voornoemde brieven en verzocht de onderneming niet af te voeren voor de omzetbelasting.

Daarna zijn de door de adviseur suppletieaangiften over de jaren 2010 en 2011 ingediend. De teruggaven welke volgden uit deze suppletieaangiften zijn inmiddels door belastingplichtige ontvangen.”

2.5.

De Inspecteur heeft omzetbelasting nageheven ter zake van de in het controlerapport genoemde omzetcorrecties van € 42.000 (verkoop meubels) en € 18.000 (privé-storting). Verder heeft de Inspecteur vergrijpboetes van 50 percent opgelegd.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat ter zake van de levering van meubels geen sprake is van een intracommunautaire levering, dat de Inspecteur mitsdien terecht een bedrag van € 6.705 heeft nageheven, dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, dat omkering en verzwaring van de bewijslast op die grond gerechtvaardigd is, en dat een redelijke schatting meebrengt dat ook de privéstorting van € 18.000 tot de omzet wordt gerekend. De Rechtbank heeft de vergrijpboete verminderd tot 25 percent, waarna de boete met 10 percent is verminderd tot een bedrag van € 2.155 vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag omzetbelasting heeft nageheven. Verder is in geschil of terecht een vergrijpboete is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende betoogt dat voor de levering van de meubels sprake is van een intracommunautaire levering, ter zake waarvan het in artikel 9, lid 2, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) bedoelde nultarief van toepassing is. Verder betoogt belanghebbende dat de privéstorting geen omzet betreft, maar spaargeld.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vernietiging van de naheffingsaanslag en tot vernietiging van de vergrijpboete. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing