Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9165, 16/01003 en 16/01014
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9165, 16/01003 en 16/01014
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2017
- Datum publicatie
- 3 november 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:9165
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:3641, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/01003 en 16/01014
Inhoudsindicatie
Afvalstoffenheffing. Verbindendheid verordening. Overschrijding opbrengstlimiet?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 16/01003 en 16/01014
uitspraakdatum: 24 oktober 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep met het nummer 16/01014 van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en het hoger beroep met het nummer 16/01003 van
de heffingsambtenaar van de gemeente Duiven (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2016, nummer AWB 15/1067, ECLI:NL:RBGEL:2016:3641, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van € 310,56.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar en de aanslag vernietigd.
Beide partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning op het perceel aan de [a-straat] 36 te [Z] . Voor dit perceel geldt een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
De aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2014 is gebaseerd op de Verordening reinigingsheffingen 2014 (de Verordening) van de raad van de gemeente Duiven (hierna: de gemeente).
Tot de stukken van het geding behoort een door de heffingsambtenaar overgelegd uittreksel uit de jaarstukken van de gemeente over het jaar 2014. Daarin is ten aanzien van de afvalstoffenheffing het volgende vermeld:
" (…)
Kostendekkendheid afvalstoffenheffing 2014
Soort heffing |
Begroting 2014 na wijz |
Rekening 2014 |
Opbrengsten |
3.032.779 |
3.002.367 |
Kosten |
2.970.310 |
2.674.827 |
Kostendekkendheid |
102% |
112% |
Bedragen in €
Er is een overdekking van 12%. De grote voordelen zitten op de inzameling en opbrengst oud papier, doorgeschoven investeringen voor glasinzameling en vervanging duobakken en een eenmalige afrekening subsidie voor inzameling van een aantal afvalsoorten."
De heffingsambtenaar heeft voorts overzichten overgelegd die uiteindelijk, na aanvulling in zijn pleitnota ter zitting van het Hof, de volgende gegevens bevatten:
Heffings- jaar |
Begrote kosten |
Begrote opbrengsten |
Dekking begroot |
Werkelijke kosten |
Werkelijke opbrengsten |
Dekking werkelijk |
2007 |
2.553.258 |
2.582.000 |
101,13% |
2.498.456 |
2.526.837 |
101,14% |
2008 |
2.610.194 |
2.566.000 |
98,30% |
2.494.177 |
2.561.278 |
102,69% |
2009 |
2.709.513 |
2.665.000 |
98,35% |
2.549.709 |
2.634.191 |
103,31% |
2010 |
2.809.191 |
2.746.063 |
97,75% |
2.561.621 |
2.722.710 |
106,28% |
2011 |
3.009.131 |
2.812.523 |
93,46% |
2.518.463 |
2.879.901 |
114,35% |
2012 |
3.067.144 |
2.812.523 |
91,96% |
2.512.139 |
2.998.832 |
119,37% |
2013 |
2.963.986 |
3.051.346 |
102,94% |
2.552.060 |
2.975.932 |
116,47% |
2014 |
3.032.779 |
3.032.779 |
100,00% |
2.674.827 |
3.002.376 |
112,24% |
2015 |
2.721.648 |
2.721.648 |
100,00% |
2.708.411 |
2.664.424 |
98,38% |
2016 |
2.169.076 |
2.167.341 |
99,92% |
2.004.066 |
1.974.370 |
98,52% |
2017 |
2.122.440 |
2.122.162 |
99,99% |
In de jaren waarin de gerealiseerde opbrengsten de gerealiseerde kosten overtroffen, is het overschot steeds toegevoegd aan de algemene middelen. De gemeente heeft in die jaren geen schommelfonds ingesteld in de vorm van een voorziening, bestemmingsreserve of anderszins. Ook heeft zij in ieder geval tot en met het jaar 2014 de tarieven voor de afvalstoffen niet verlaagd.
3 Geschil
In geschil is of aan de Verordening verbindende kracht moet worden ontzegd wegens overschrijding van de in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer opgenomen opbrengstlimiet, welke vraag door de heffingsambtenaar ontkennend en door belanghebbende bevestigend wordt beantwoord.
De heffingsambtenaar stelt zich primair op het standpunt dat de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden moet worden beoordeeld op basis van de begrote baten en lasten en niet op basis van de gerealiseerde baten en lasten. Aangezien de dekking volgens de begroting voor het jaar 2014 100 percent is, en ook overigens niet gezegd kan worden dat de gemeente niet naar redelijkheid heeft begroot, is de opbrengstlimiet niet overschreden.
Subsidiair stelt de heffingsambtenaar dat de feitelijke overschrijding verwaarloosbaar klein is, meer subsidiair dat in 2014 slechts het overschot uit 2013 kan zijn vrijgevallen en niet de overschotten uit eerdere jaren, en nog meer subsidiair dat de gemeente niet eerder dan in 2014 een voorziening zou hebben moeten vormen, zo dit ingevolge de vigerende wet- en regelgeving al had gekund.
Zowel het primaire standpunt van de heffingsambtenaar als zijn overige standpunten als zojuist weergegeven monden uit in de conclusie dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd en dat de uitspraak op bezwaar moet worden bevestigd.
Belanghebbende heeft de standpunten van de heffingsambtenaar gemotiveerd betwist.
Belanghebbende heeft in het door hem ingediende hoger beroep aan het Hof verzocht te oordelen dat de Rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om belanghebbende inzage te geven in de contracten die de gemeente heeft afgesloten met afvalverzamelaars en -verwerkers.
De heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende wegens het ontbreken van procesbelang.