Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9713, 16/01081 t/m 16/01083
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9713, 16/01081 t/m 16/01083
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 november 2017
- Datum publicatie
- 17 november 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:9713
- Zaaknummer
- 16/01081 t/m 16/01083
Inhoudsindicatie
AWB. Uitspraak op verzet. Griffierecht. Verzoek uitstel van betaling.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/01081 tot en met 16/01083
uitspraakdatum: 7 november 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het VERZET van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 De uitspraak waarvan verzet
Het verzetschrift van belanghebbende is ter griffie van het Hof ontvangen op 15 mei 2017. Het richt zich tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof, verzonden op 4 april 2017, op het hoger beroep van belanghebbende. Een kopie van die uitspraak, waarbij belanghebbendes hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, is aan deze uitspraak gehecht.
2 Behandeling van het verzet
Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat behoren onder meer het hogerberoepschrift en het verzetschrift van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017 te Arnhem. De echtgenoot van belanghebbende is daar verschenen alsmede haar gemachtigde drs. [A] .
Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
3 De vaststaande feiten en de gronden van het verzet
Belanghebbende heeft bij brief van 23 augustus 2016, binnengekomen bij het Hof op 24 augustus 2016, tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 19 juli 2016, zaaknummers AWB 13/8004 tot en met 13/8006.
Bij aangetekende brief van 23 november 2016, gericht aan het bij het Hof bekende adres van belanghebbendes gemachtigde, heeft de griffier belanghebbendes gemachtigde herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht ten bedrage van € 124 ter zake van het hoger beroep. In deze brief is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen 4 weken na verzending van de brief, dat wil zeggen vóór 21 december 2016, moet zijn bijgeschreven op de in die brief vermelde bankrekening. Daarbij is in de brief erop gewezen dat bij niet-tijdige betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Het voor het hoger beroep verschuldigde griffierecht is op 1 februari 2017 door belanghebbende voldaan.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de derde enkelvoudige kamer van dit Hof is belanghebbendes hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht te laat is betaald.
In het verzetschrift heeft belanghebbende – voor zover hier van belang – aangevoerd dat haar echtgenoot bij brief van 15 december 2016, gericht aan het in de brief van 23 november 2016 (zie 3.2) genoemde adres van de Rechtspraak, Landelijk Dienstencentrum te Utrecht, heeft verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht tot 15 februari 2017. Belanghebbende heeft een kopie van de bedoelde brief meegezonden.
Noch bij het genoemde Landelijk Dienstencentrum, noch bij het Hof is omstreeks 15 december 2016 een brief als bedoeld in 3.5 binnengekomen.