Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10267, 17/00701
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10267, 17/00701
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 november 2018
- Datum publicatie
- 7 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:10267
- Zaaknummer
- 17/00701
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Is de Rechtbank buiten de rechtsstrijd getreden? Schending hoorplicht?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00701
uitspraakdatum: 27 november 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z]
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juni 2017, nummer UTR 17/1173, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 62,90. Dit bedrag bestaat voor € 2,90 uit parkeerbelasting en € 60 aan kosten.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag vernietigd. Daarbij is het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden- Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 juni 2017 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2018 te Arnhem. Daarbij is verschenen mr. [A] , werkzaam bij [B] BV te [C] , als de gemachtigde van de heffingsambtenaar. Belanghebbende noch zijn gemachtigde is verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 30 augustus 2018, verzonden naar het adres van zijn gemachtigde [a-straat 1] , [D] . Blijkens informatie van PostNL is de uitnodiging op 1 september 2018 op dat adres aangeboden en is daarbij voor ontvangst getekend.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is houder van het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] (hierna: de auto). Op 22 december 2016 om omstreeks 15:24 heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto stond geparkeerd aan de Bussemersteeg te Hilversum. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum aangewezen als plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
De parkeercontroleur heeft niet een geldig parkeerkaartje of een geldige vergunning zichtbaar en leesbaar achter de voorruit van de auto aangetroffen. Naar aanleiding daarvan heeft hij om 15:36 uur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Hij heeft van de situatie ter plaatse foto’s gemaakt waaronder een foto van de voorruit met dashboard en de stoelen aan de voorzijde van de auto.
Belanghebbende heeft mr. drs. [E] gemachtigd hem te vertegenwoordigen.
De gemachtigde heeft op 27 december 2016 een (pro forma) bezwaarschrift ingediend waarin op nog nader aan te voeren gronden bezwaar wordt gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De gemachtigde heeft de heffingsambtenaar verzocht telefonisch te worden gehoord. Daarnaast heeft hij – onder meer – om een proceskostenvergoeding verzocht.
De heffingsambtenaar heeft de gemachtigde bij brief van 6 februari 2017 uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 15 februari 2017 en verzocht de uitnodiging te bevestigen door een telefoonnummer op te geven waarop de gemachtigde kan worden bereikt. Bij brief van 22 februari 2017 heeft de heffingsambtenaar – onder meer – het volgende aan de gemachtigde geschreven:
“Op 06-02-2017 hebben wij u uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 15-02-2017. U heeft deze hoorzitting niet bevestigd noch u hiervoor afgemeld. Eveneens hebben wij telefonisch getracht u te bereiken. Desondanks is dit niet gelukt. Indien u alsnog gehoord wenst te worden kunt u uw beschikbaarheid op werkdagen tussen 09.00 en 17.00 uur doorgeven. Wij zullen u dan opnieuw uitnodigen voor een hoorzitting.
Gezien u een pro forma bezwaar heeft ingediend, wil ik u bij deze uitnodigen om uw nadere gronden aan ons te doen toekomen. Ik verzoek u binnen vier weken na dagtekening van het onderhavige schrijven uw inhoudelijke bezwaargronden aan mij kenbaar te maken.”
Bij brief van 26 februari 2017 heeft de gemachtigde het volgende geschreven aan de heffingsambtenaar:
“Geachte heer, mevrouw,
Het opgemelde bezwaarschrift zond ik u tijdig. De zaak is bij u ook bekend onder kenmerk [00000] .
De beslistermijn is thans verstreken zonder dat u de gevraagde beslissing op het administratieve beroep heeft genomen. Gelet daarop verzoek ik u binnen uiterlijk twee weken na heden en als in artikel 4:17 van de Awb de gevraagde beslissing te nemen.
Hoogachtend, (…)”
Bij brief van 12 maart 2017 heeft de gemachtigde aangevoerd dat de parkeerbelasting reeds was voldaan. Hij heeft daarbij een parkeerkaartje overgelegd waaruit blijkt dat op 22 december 2016 parkeerbelasting is voldaan voor de periode van 15:03 tot 16:03 uur.
De heffingsambtenaar heeft, zonder de gemachtigde te horen, op 31 maart 2017 uitspraak op bezwaar gedaan. Daarin heeft hij het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. De heffingsambtenaar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend omdat niet sprake was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid bij het opleggen van de naheffingsaanslag.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is nog slechts in geschil of de heffingsambtenaar ervan heeft kunnen afzien belanghebbende in de bezwaarfase te horen en of de Rechtbank, met haar oordeel daarover, is getreden buiten de rechtsstrijd.
Belanghebbende stelt dat in bezwaar nog in geschil was of een proceskostenvergoeding moest worden toegekend en dat daarom niet van het horen had mogen worden afgezien. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank. Voorts verzoekt hij om toekenning van een vergoeding voor proceskosten in hoger beroep.
De heffingsambtenaar verdedigt dat het hoger beroep ongegrond moet worden verklaard. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar daaraan toegevoegd dat, ook indien zou zijn gehoord, niet anders op het bezwaar zou zijn beslist omdat uit het fotomateriaal blijkt dat geen parkeerkaartje zichtbaar aanwezig was en het besluit ook in het geval zou zijn gehoord niet zou zijn herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.