Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10268, 17/00631
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10268, 17/00631
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 november 2018
- Datum publicatie
- 7 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:10268
- Zaaknummer
- 17/00631
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Bekendmaking naheffingsaanslag. Aanbrengen van het aanslagbiljet op of aan het voertuig. Schending hoorplicht? Is sprake van laden en lossen?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00631
uitspraakdatum: 27 november 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 juni 2017, nummer Awb 17/236, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 62,70. Dit bedrag bestaat voor € 2,70 uit parkeerbelasting en € 60 aan kosten.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2018. Daarbij zijn verschenen [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede namens de heffingsambtenaar [B] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is houder van het voertuig met kenteken [YY-YY-00] (hierna: de auto).
Op 1 februari 2016 omstreeks 18:20 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto stilstond in een parkeervak aan de Hoge Bothofstraat te Enschede, waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende ter zake van het parkeren zonder parkeerbelasting te hebben voldaan een naheffingsaanslag opgelegd.
De parkeercontroleur heeft daarover het volgende verklaard:
‘Op 01 februari 2016, omstreeks 18.20 uur, heb ik een naheffingsaanslag uitgeschreven voor een Seat met kenteken [YY-YY-00] . Op dit tijdstip hebben mijn collega […] en ik geen laad- en los activiteiten waargenomen in een tijdsbestek van tien minuten, in dit tijdsbestek hebben wij samen vier naheffingsaanslagen op deze locatie uitgeschreven.’
Met dagtekening 31 mei 2016 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een duplicaat van de naheffingsaanslag toegezonden.
[A] (hierna: de gemachtigde) heeft namens belanghebbende bij brief van 13 juni 2016 een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 9 december 2016 heeft de heffingsambtenaar het volgende aan de gemachtigde geschreven:
‘U hebt bezwaar aangetekend tegen de aanslag met nummer [00000] met dagtekening 31 mei 2016. We hebben uw bezwaar op 15 juni 2016 ontvangen. Aangezien u in uw bezwaarschrift hebt verzocht om te worden gehoord, zenden wij u hierbij een concept-uitspraak. Wij verzoeken u om binnen 14 dagen uw telefoonnummer per e-mail aan […] door te geven met als kenmerk [00001] . Wij wijzen u er daarbij op dat wij, indien u in het geheel nalaat om binnen de termijn te reageren, zullen aannemen dat u niet langer wenst te worden gehoord en definitief uitspraak zullen doen.
Uw bezwaar
We hebben uw argumenten als volgt samengevat: U maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslag aangezien in uw ogen sprake was van laden en lossen.
Uitspraak
Wij verklaren uw bezwaarschrift ongegrond. Wij zullen u uitleggen waarom. Uit rechtspraak volgt dat onder in- en uitstappen wordt verstaan: “het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring in- en uit laten stappen van personen, gedurende de tijd die daarvoor nodig is”.
Op het moment van controle nam de parkeercontroleur geen activiteit waar waaruit zou kunnen blijken dat van onmiddellijk in- of uitstappen sprake was. Daarom zien wij geen aanleiding de naheffingsaanslag parkeerbelastingen in te trekken en blijft deze dan ook gehandhaafd.’
Bij e-mail van 22 december 2016 heeft de gemachtigde het volgende aan de heffingsambtenaar geschreven:
‘Ik heb op 09 december 2016 een besluit ontvangen voor bovenstaande cliënt maar deze was niet compleet. Zou u mij deze nogmaals toe kunnen sturen?’
Bij brief van 2 januari 2017 heeft de gemachtigde het volgende aan de heffingsambtenaar geschreven:
‘Geachte heer/mevrouw.
Ik treed op als gemachtigde van [belanghebbende]. Een machtiging is reeds in uw bezit.
Naar aanleiding van een door ondergetekende ingediend bezwaarschrift van 13 juni 2016 en vanwege het uitblijven van een tijdige wettelijke beslissing van zes weken uwerzijds, ontvangt u dit schrijven mijnerzijds met het verzoek om het ingediende bezwaarschrift namens cliënt met voortvarendheid en binnen de daarvoor wettelijk vastgestelde termijn van twee weken te behandelen.
Hoogachtend, (…)’
De heffingsambtenaar heeft op 6 januari 2017 zonder belanghebbende te horen uitspraak op bezwaar gedaan. Daarin heeft hij het bezwaar ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de Rechtbank het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor het geval het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, is in geschil of de hoorplicht is geschonden en of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.