Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:107, 16/00340, 16/00341, 16/00892 t/m 16/00894 en 16/01115

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:107, 16/00340, 16/00341, 16/00892 t/m 16/00894 en 16/01115

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 januari 2018
Datum publicatie
12 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:107
Zaaknummer
16/00340, 16/00341, 16/00892 t/m 16/00894 en 16/01115

Inhoudsindicatie

Watersysteemheffing. Aanslagoplegging voor dat WOZ-beschikking onherroepelijk is. Beroep prematuur? Vermindering aanslagen. Vergoeding invorderingsrente?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 16/00340 en 16/00341, 16/00892 tot en met 16/00894 en 16/01115

uitspraakdatum: 3 januari 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 9 februari 2016, nummers AWB 15/1620 en 15/1621, van 10 juni 2016, nummers AWB 16/255, 16/256 en 16/257, en van 19 juli 2016, nummer AWB 16/882, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van GBLT (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

Uitspraken van 9 februari 2016

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 augustus 2014 aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing opgelegd voor de onroerende zaken [a-straat] 2 en [b-straat] 22B te [Z] voor het jaar 2012. De heffingsgrondslag voor [a-straat] 2 is € 1.041.000 en die voor [b-straat] 22B € 69.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 augustus 2014 aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing opgelegd voor de onroerende zaken [a-straat] 2 en [b-straat] 22B te [Z] voor het jaar 2013. De heffingsgrondslag voor [a-straat] 2 is € 776.000 en die voor [b-straat] 22B € 65.000.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 juni 2015 voor het jaar 2012 verwezen naar de ambtshalve vermindering van 11 februari 2015 van de onder 1.1 bedoelde aanslag voor de onroerende zaak [a-straat] 2 met € 31,22 en de verzoeken om toekenning van een dwangsom en een proceskostenvergoeding afgewezen.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 juni 2015 voor het jaar 2013 de onder 1.2 bedoelde aanslag watersysteemheffing voor de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] verminderd met € 4,60 en die voor de onroerende zaak [b-straat] 22B verminderd met € 0,54. Voorts heeft de heffingsambtenaar het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen en een proceskostenvergoeding toegekend van € 61. De heffingsambtenaar heeft de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toegepast.

1.5.

Belanghebbende is in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Uitspraken van 10 juni 2016

1.6.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 april 2015 aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing opgelegd voor de onroerende zaken [b-straat] 22A, 24D en 24 te [Z] voor het jaar 2015. De heffingsgrondslag voor [b-straat] 22A is € 429.000, die voor [b-straat] 24D € 5.000 en die voor [b-straat] 24 € 854.000.

1.7.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 juli 2015 aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing opgelegd voor de onroerende zaken [b-straat] 22B en [a-straat] 2, 4A, 4 en 6 te [Z] voor het jaar 2015. De heffingsgrondslag voor [b-straat] 22B is € 59.000, die voor [a-straat] 2 € 698.000, die voor [a-straat] 4A € 74.000, die voor [a-straat] 4 € 190.000 en die voor [a-straat] 6 € 136.000.

1.8.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 juli 2015 aan belanghebbende een aanslag watersysteemheffing opgelegd voor de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] voor het jaar 2014. De heffingsgrondslag is € 720.000.

1.9.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.6 tot en met 1.8 bedoelde aanslagen.

1.10.

Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij brieven van 21 januari 2016 (de onder 1.6 bedoelde aanslagen), 15 januari 2016 (de onder 1.7 bedoelde aanslagen) en 15 januari 2016 (de onder 1.8 bedoelde aanslag) in gebreke gesteld.

1.11.

Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank. Het beroepschrift tegen de onder 1.6 en 1.7 bedoelde aanslagen heeft de dagtekening 21 januari 2016 (ontvangen bij de Rechtbank op 21 januari 2016) en het beroepschrift tegen de onder 1.8 bedoelde aanslag heeft de dagtekening 18 januari 2016 (ontvangen bij de Rechtbank op 19 januari 2016). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak van 19 juli 2016

1.12.

Op verzoek van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij besluit van 22 juni 2015 voor het jaar 2012 aan belanghebbende voor de onroerende zaken [a-straat] 4 en [a-straat] 6 te [Z] opgelegde aanslagen watersysteemheffing verminderd met in totaal € 32,69.

1.13.

De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 februari 2016 de bezwaren ongegrond verklaard.

1.14.

Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Hoger beroep

1.15.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.16.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 24 september 2014 bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 bedoelde aanslagen. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift niet verzocht om uitstel van betaling. Het bezwaarschrift luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Namens cliënt maak ik bezwaar tegen deze aanslag omdat de heffingsmaatstaf van het pand [b-straat] 24 hoger is dan de gemeente met haar verminderingsnota van 13 maart 2014 heeft vastgesteld.

Het op verkeerde gegevens vaststellen van uw aanslag is een ambtelijk verzuim. Voor de in deze gemaakte en nog te maken kosten inclusief rente stel ik u dan ook aansprakelijk.

In uw uitspraak op het bezwaar vraag ik u ook op dit punt uitspraak te doen.”

2.2.

Belanghebbende heeft op 24 september 2014 bezwaar gemaakt tegen de onder 1.2 bedoelde aanslagen. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift niet verzocht om uitstel van betaling. Het bezwaarschrift luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Namens cliënt maak ik bezwaar tegen deze aanslag omdat:

1e de heffingsmaatstaf van het pand [a-straat] 2 nog niet definitief is vastgesteld;

2e de heffingsmaatstaf van het pand [b-straat] 22b hoger is dan de gemeente met haar beschikking nr. [00000] heeft vastgesteld.

Het op verkeerde gegevens vaststellen van uw aanslag is een ambtelijk verzuim. Voor de in deze gemaakte en nog te maken kosten inclusief rente stel ik u dan ook aansprakelijk.

In uw uitspraak op het bezwaar vraag ik u ook op dit punt uitspraak te doen.”

2.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 24 september 2014 bezwaar gemaakt tegen de onder 1.12 bedoelde aanslagen en verzocht deze te verminderen conform een verminderingsnota van de gemeente [Z] van 14 maart 2014.

2.4.

Op 11 februari 2015 heeft de heffingsambtenaar belanghebbende medegedeeld dat de heffingsgrondslag voor de watersysteemheffing voor de onroerende zaak [a-straat] 2 voor het jaar 2012 is verminderd van € 1.041.000 tot € 808.000. De aanslag is dienovereenkomstig verminderd met € 31,22.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft op 10 juni 2015 een ingebrekestelling ontvangen met de dagtekening 8 juni 2015. Een kopie van de onder 2.1 tot en met 2.3 bedoelde geschriften is bijgesloten. De tekst van de brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Telefonisch bent u op het door u opgegeven nr. niet bereikbaar en daarom vraag ik met deze brief mij te informeren over de voortgang van mijn bezwaren die ik op 30 april 2015 respectievelijk 24 september vorig jaar aan u heb verzonden.

Kopieën daarvan gaan hierbij.

Omdat de voor de afwikkeling van de in 2014 ingediende bezwaren inmiddels is verstreken vraag ik u en zo nodig sommeer ik u binnen 14 dagen na heden mij de voor beroep vatbare uitspraken op elk van die bezwaren te zenden. Zo niet, dan behoud ik mij nadrukkelijk het recht voor deze kwestie ter beslissing aan de rechtbank voor te leggen.”

2.6.

In de bij de uitspraak op bezwaar van 22 juni 2015 (zie 1.4) horende bijlage is voor de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] een nieuwe WOZ-waarde opgenomen van € 750.000 en voor de onroerende zaak [b-straat] 22B te [Z] een nieuwe WOZ-waarde van € 62.000.

2.7.

In de bij het besluit van 22 juni 2015 (zie 1.12) horende bijlage is voor de onroerende zaak [a-straat] 4 te [Z] een nieuwe WOZ-waarde opgenomen van € 217.000 en voor de onroerende zaak [a-straat] 6 te [Z] een nieuwe WOZ-waarde van € 155.000.

2.8.

[A] heeft op 3 december 2015 namens de gemeente [Z] desgevraagd een e-mail gezonden naar de heffingsambtenaar, waarin onder meer staat dat voor het jaar 2015 een bezwaar loopt tegen de WOZ-waarden van de onroerende zaken [a-straat] 2, [b-straat] 22A en 24D en voor het jaar 2014 tegen de WOZ-waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2.

2.9.

De heffingsambtenaar heeft bij brief van 12 december 2015 het volgende medegedeeld:

“(…) Onderwerp (…)

(…) Uitstel Uitspraak (…)

bezwaarschrift

(…)

Binnen de voorgeschreven termijn heb ik van u een bezwaarschrift ontvangen tegen de aanslag 2014 met aanslagnummer [00001] en 2015 met aanslagnummer [00002] .

Besluit en beoordeling

Water Systeem Heffing Eigenaren - [a-straat] 2 [Z]

Ik verklaar uw bezwaarschrift Water Systeem Heffing Eigenaren ongegrond op basis van onderstaande beoordeling. De aanslag blijft gehandhaafd.

De door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde geldt als grondslag voor de watersysteemheffing gebouwd. GBLT is verplicht bij het opleggen van de aanslag watersysteemheffing aan te sluiten bij de waarde zoals deze door de gemeente is vastgesteld. Onderzoek bij de gemeente heeft uitgewezen dat de WOZ-waarde vermeld op de aanslag nog steeds correct is. Zij hebben uw bezwaar nog niet afgehandeld.

Ook per mail heeft u mij in kennis gesteld dat u ook nog geen beschikking van hen hebt ontvangen.

Als de gemeente [Z] ons de eventuele nieuwe waarde aanlevert volgt automatisch een vermindering nadat de WOZ waarde onherroepelijk is vastgesteld.

Ik zal dit bezwaar aanhouden totdat bij de gemeente een beslissing is genomen. Ik ga er vanuit dat deze beslissing uw goedkeuring kan wegdragen.”

2.10.

Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij brieven van 15 januari 2016 (ontvangen door de heffingsambtenaar op 19 januari 2016) en 21 januari 2016 (ontvangen door de heffingsambtenaar op 21 januari 2016) in gebreke gesteld.

2.11.

Bij besluit van 1 juli 2016 is de aanslag watersysteemheffing voor de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] voor het jaar 2012 verminderd met € 7,77.

2.12.

Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat de volgende WOZ-waarden inmiddels onherroepelijk vaststaan:

Onroerende zaak

Jaar

Beschikking

Onherroepelijk

[a-straat] 2

2012

1.041.000

500.000

[a-straat] 2

2013

776.000

500.000

[a-straat] 2

2014

720.000

500.000

[a-straat] 2

2015

698.000

500.000

[a-straat] 6

2012

190.000

155.000

[a-straat] 4

2012

426.000

217.000

De WOZ-waarden van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] voor de jaren 2012 tot en met 2015 zijn eind 2016 vastgesteld op basis van een compromis tussen de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] en belanghebbende.

2.13.

Belanghebbende heeft een print van de website van GBLT ingebracht, waarop de volgende tekst staat:

Bezwaar tegen WOZ-waarde

Wanneer u het niet eens bent met de hoogte van de door de gemeente vastgestelde waarde (WOZ-waarde) van uw eigendom, dan kunt u een bezwaarschrift indienen bij de gemeente. De gemeente houdt GBLT op de hoogte van het verloop van de bezwaarprocedure. Als dit leidt tot een vermindering, dan ontvangt u hierover schriftelijk bericht. Bij een vermindering van de waarde zal GBLT het eventueel teveel betaalde bedrag aan u terugbetalen inclusief rente. Ondanks de bezwaarprocedure blijft de vervaldatum voor betaling van de aanslag gehandhaafd.”

2.14.

Op de website van GBLT staat onder meer het volgende:

“Invorderingsrente wordt alleen vergoed:

• Wanneer GBLT meer dan 6 weken te laat is met het terugbetalen van de vermindering (uiteraard alleen wanneer de aanslag al volledig is voldaan).

• Wanneer u in uw bezwaarschrift heeft verzocht om uitstel van betaling, deze niet heeft gekregen en de aanslag wordt alsnog verminderd.”

3 Geschil

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de heffingsambtenaar bevoegd aanslagen watersysteemheffing op te leggen naar de voor de desbetreffende onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde, terwijl deze WOZ-waarde nog niet onherroepelijk vaststaan, dan wel is de heffingsambtenaar bevoegd de uitspraken op bezwaar te doen die in de loop van de onderhavige procedures zijn gedaan;

  2. Is het onder 2.3 bedoelde verzoek terecht aangemerkt als een verzoekschrift en niet als een bezwaarschrift tegen het niet tijdig beslissen;

  3. Is de heffingsambtenaar gehouden rente te vergoeden over de terugbetaalde bedragen aan watersysteemheffing;

  4. Is een dwangsom dan wel zijn dwangsommen verbeurd;

  5. Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding bij wijze van schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de heffingsambtenaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing