Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10965, 17/00877
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10965, 17/00877
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 december 2018
- Datum publicatie
- 4 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:10965
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4027, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 17/00877
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Ontvankelijkheid hoger beroep. Termijnoverschrijding.
Uitspraak
locatie Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 17/00877
appellant : heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)
verweerder in hoger beroep,
tevens appellant in incidenteel
hoger beroep : Woningbouwvereniging [X] (hierna: belanghebbende)
uitspraak in eerste aanleg : van de Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank), van 28 juli 2017, nummer AWB 16/7782
aangevallen beslissingen : beschikkingen op grond van de Wet WOZ voor zover het betreft de vergoeding van de kosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)
onderzoek ter zitting : op 11 december 2018
waarbij verschenen : namens de heffingsambtenaar [A] alsmede namens belanghebbende [B] en [C]
gronden:
1. De uitspraak van de Rechtbank is aangetekend aan partijen verzonden op 31 juli 2017. Dit betekent dat de laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend 11 september 2017 was.
2. Het hogerberoepschrift is gedagtekend 11 september 2017. Het is op 13 september 2017 bij het Hof binnengekomen. Zoals blijkt uit een stempel die is geplaatst op de enveloppe waarmee het hogerberoepschrift is ingediend, is de brief bezorgd door [D] . Op de enveloppe is door [D] ook een datumstempel geplaatst en wel ‘12 09 17’.
3. Een bezwaar- of (hoger)beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of, bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb).
4. In zijn arrest van 8 oktober 2004, nr. 39417, ECLI:NL:HR:2004:AR3512, heeft de Hoge Raad beslist dat een verzending per koeriersdienst niet kan worden aangemerkt als ‘verzending per post’ in de zin van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb en dat de liberalisering van de postmarkt “vooralsnog geen verandering [heeft] gebracht in de omstandigheden waarop de wetgever blijkens zijn in [het arrest van 10 augustus 2001, nr. 36016, BNB 2001/358] aangehaalde overwegingen de beslissing heeft gebaseerd hier een uitzondering op de ontvangsttheorie te maken.” Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak van 13 juni 2006, gelijkluidend beslist.
5. De heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen waarin – onder meer – het volgende is opgenomen:
“(…)
Brieven worden door de postkamer gesorteerd en in speciale, door een extern bedrijf ( [D] ) beschikbaar gestelde bakken gedaan (‘interne’ post, regio en rest). Deze bakken worden dagelijks na 16.00 uur door [D] opgehaald, verzameld, gestempeld en verzonden.
Ik heb geen 100% sluitende verklaring waarom die brief pas op 12-9 is afgestempeld.
Mijn eerste veronderstelling was, dat deze brief op 11-9 door de koerier is meegenomen, en pas de volgende dag is afgestempeld. [D] verklaart dat zij in de regel alle post dezelfde dag nog stempelen. Dit maakt deze veronderstelling minder aannemelijk, al blijft de kans, dat deze brief bij [D] in het ongerede is geraakt, en daarom pas de volgende dag is afgestempeld, aanwezig.
Het kan natuurlijk ook zijn dat de bakken zijn opgehaald terwijl nog niet alle post door mijn collega van de postkamer was gesorteerd. In zo’n geval gaat de medewerker van de Postkamer na het vertrek van de koerier van [D] gewoon door met zijn werk, wordt de resterende post diezelfde dag nog in deze postbakken gedeponeerd, maar deze worden dan de volgende dag pas opgehaald. Ik vind dat in dat geval de post op 11 september aan het postbedrijf is aangeboden.
In dat geval zie ik namelijk grote gelijkenis met de situatie dat post wel in de brievenbus van PostNL wordt gedeponeerd, maar dat de brievenbus die dag niet meer wordt gelicht. (…) De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd (vgl. Hoge Raad 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2138). (…)”
6. Belanghebbende concludeert ter zitting nader dat de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
7. De heffingsambtenaar heeft slechts de mogelijkheden geschetst die zich rondom de postverwerking van de gemeente Nijmegen voorgedaan kunnen hebben.
8. Naar het oordeel van het Hof kan in dit geval in het midden blijven of inmiddels invulling kan worden gegeven aan de in 2. hierboven weergegeven, door de Hoge Raad in aanmerking genomen, vooronderstelling ‘vooralsnog’. Voor een dergelijke nadere invulling is naar het oordeel van het Hof, in het huidige tijdsgewricht, veel te zeggen. De heffingsambtenaar maakt echter, met hetgeen hij naar voren heeft gebracht omtrent de wijze van postverwerking door de gemeente Nijmegen, niet aannemelijk dat het hogerberoepschrift daadwerkelijk tijdig, dat wil zeggen reeds op 11 september 2017, ter bezorging is aangeboden aan [D] . Op die grond moet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar in verzuim is. Dat de heffingsambtenaar pas bij brief van 4 december 2018 door het Hof erop is gewezen dat de ontvankelijkheid van het hogerberoepschrift ter zitting ter discussie zal worden gesteld, doet daaraan niet af.
9. De wijze van postverwerking moet in dit geval voor het risico van de heffingsambtenaar blijven. In hetgeen hij heeft aangevoerd vindt het Hof geen grond voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
10. Nu het hogerberoepschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is wegens (niet verschoonbare) termijnoverschrijding, moet ook het incidentele hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk worden verklaard (vgl. Hoge Raad 10 augustus 2001, nr. 35618, ECLI:NL:HR:2001:AB3119).
11. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en is ter zitting van het Hof verschenen. Het Hof stelt de proceskosten van belanghebbende overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 501 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting maal € 501, wegingsfactor 0,5). Nu het incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard bestaat geen grond voor een veroordeling in die kosten.
beslissing:
Het Hof:
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk,
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 501,
- verklaart het incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk.
Van de heffingsambtenaar zal voor het indienen van het hogerberoepschrift een griffierecht worden geheven van € 501 zodra deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. J. Lamens, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier en op 18 december 2018 in het openbaar uitgesproken.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 december 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.