Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1133, 16/01499

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1133, 16/01499

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 februari 2018
Datum publicatie
16 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:1133
Zaaknummer
16/01499

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Terugbetaling heffingskorting terecht?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/01499

uitspraakdatum: 6 februari 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 december 2016, nummer AWB 16/3792, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (hierna: de aanslag). Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag gehandhaafd en de beschikking inzake de belastingrente vernietigd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraak betreffende de aanslag in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. Namens belanghebbende is verschenen haar echtgenoot [A] . De Inspecteur is met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2013 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39. In de aangifte is vermeld dat het drempelinkomen van de echtgenoot van belanghebbende (hierna: de echtgenoot) € 19.778 bedraagt.

2.2.

De echtgenoot heeft voor het jaar 2013 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.778. In de aangifte zijn geen verrekenbare verliezen vermeld.

2.3.

Met dagtekening 19 december 2014 is een voorlopige aanslag IB/PVV ten name van belanghebbende opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. De voorlopige aanslag vermeldt een teruggave van € 1.517, met als omschrijving ‘Uitbetaling heffingskorting(en)’.

2.4.

Met dagtekening 30 december 2014 is een voorlopige aanslag ten name van de echtgenoot opgelegd. Daarbij is de Inspecteur afgeweken van de aangifte, in die zin dat hij een bedrag van € 19.778 aan nog te verrekenen verliezen in aanmerking heeft genomen. Hierdoor resteert een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. De voorlopige aanslag vermeldt een teruggave van € 1.517, zijnde de ingehouden loonheffing.

2.5.

Met dagtekening 26 november 2015 is de aanslag opgelegd. Daarbij is de Inspecteur afgeweken van de aangifte en is het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 1.042. De bij de voorlopige aanslag uitbetaalde heffingskorting van € 1.517 diende te worden terugbetaald.

2.6.

Met dagtekening 9 december 2015 is de aanslag ten name van de echtgenoot opgelegd, waarbij het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op nihil.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende de uitbetaalde heffingskorting dient terug te betalen.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing