Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1140, 17/00771
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1140, 17/00771
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 februari 2018
- Datum publicatie
- 9 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:1140
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:881
- Zaaknummer
- 17/00771
Inhoudsindicatie
De door belanghebbende ontvangen ontslagvergoeding vormt belastbaar inkomen uit werk en woning.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 17/00771
uitspraakdatum: 6 februari 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 juli 2017 nummer LEE 16/4311, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1952. Na 47 jaar te hebben gewerkt, waarvan 41 jaar in overheidsdienst, heeft hij in 2013 ontslag gevraagd. Hij werkte toen als Senior Adviseur Bedrijfsvoering bij [A] .
Aan belanghebbende is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie met ingang van 1 december 2013 eervol ontslag verleend op grond van artikel 94 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Het ontslagbesluit is gedagtekend 26 november 2013 en is op die datum met een begeleidende brief aan belanghebbende toegezonden. In die brief is onder andere het volgende vermeld:
„Bij uw ontslag heeft u aangegeven gebruik te willen maken van de stimuleringspremie zoals beschreven staat in het VWNW- beleid. De Program Board heeft hierover positief geadviseerd. U maakt hierdoor aanspraak op een stimuleringspremie van 12 maanden x uw bruto maandsalaris, dit is gebaseerd op het aantal dienstjaren die u werkzaam bent geweest bij Rijksoverheid. Het bedrag van de stimuleringspremie bedraagt € 75.000, waarvan € 15.000 rechtstreeks wordt overgemaakt naar het ABP voor ABP Extra pensioen en € 60.000 wordt overgemaakt op uw rekeningnummer.”.
Het zojuist vermelde bedrag van € 60.000 is in januari 2014 door het Ministerie van Veiligheid en Justitie onder inhouding van loonheffingen aan belanghebbende uitbetaald.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte in de IB/PVV voor 2014 € 60.000 als inkomsten uit vroegere arbeid aangegeven en € 25.200 als daarop ingehouden loonheffing. Dit is in overeenstemming met het overzicht „Fiscale Loon Gegevens” dat door de werkgever aan de Belastingdienst is verstrekt.
De aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd.
3 Geschil
In geschil is of de ontslaguitkering van € 60.000 terecht tot belanghebbendes belastbare inkomen uit werk en woning is gerekend, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de uitkering hem is verstrekt als afscheidscadeau, te vergelijken met een onbelaste uitkering bij een ambtsjubileum. Het bedrag is uitbetaald na zijn ontslag en de enige contraprestatie was dat hij stopte met werken. Hij mocht niet zomaar weer gaan werken en mocht zich gedurende een periode van twee jaar niet inschrijven bij het UWV. Hij verdiende circa € 3.000 netto per maand; het uitgekeerde bedrag dekt dus niet eens die periode van twee jaar. In hoger beroep stelt belanghebbende niet langer dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.