Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1466, 17/00699 en 17/00700
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1466, 17/00699 en 17/00700
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 februari 2018
- Datum publicatie
- 23 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:1466
- Zaaknummer
- 17/00699 en 17/00700
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Persoonsgebonden aftrek. Ziektekosten. Extra vervoerskosten. Vormt Motomed een hulpmiddel?
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummers 17/00699 en 17/00700
uitspraakdatum: 13 februari 2018
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2017, nummers AWB 16/2173 en 16/2174, in het geding tussen Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.025. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 298. Tevens is aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 31.049. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 6.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.966, de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verminderd tot een, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.023 en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 juni 2017 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.432, de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2012 verminderd tot een, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 29.852 en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verder verminderd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] alsmede belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot [C] , en mr. [D] als de gemachtigde van belanghebbende.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1971 en is gehuwd met de heer [C] (hierna: de echtgenoot), geboren [in] 1968. Belanghebbende heeft samen met haar partner drie kinderen.
Belanghebbende leidt onder meer aan reumatische artritis en posttraumatische dystrofie ten gevolge van een ongeval. Haar echtgenoot leidt sinds 1985 aan de ziekte van Bechterew, een progressief zeer ernstige verstijving van de wervelkolom. Bij hem zijn in dat verband wervels vastgezet. Daarnaast heeft de echtgenoot knie- en heupprotheses beiderzijds en is zijn rechter bovenbeen geamputeerd. De drie kinderen lijden onder meer ieder aan een autisme spectrum stoornis.
Belanghebbende was in 2012 in het bezit van een auto. Het totaal aantal door belanghebbende in 2012 met de auto verreden kilometers bedraagt 19.429.
Belanghebbende heeft in 2012 ten behoeve van bezoeken aan medische hulpverleners in 2012 in totaal 7.017 kilometer verreden, waarvan 6.292 kilometer ten behoeve van twee van de kinderen. Voor de ten behoeve van deze twee kinderen verreden kilometers heeft belanghebbende een bedrag van in totaal € 2.633 aan vergoedingen uit de persoonsgebonden budgetten van die kinderen ontvangen. Voor overige door belanghebbende in 2012 verreden kilometers heeft zij op grond van de bepalingen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) een vergoeding ontvangen van € 400.
Het bedrag van de werkelijke kosten die aan het houden en rijden van de auto van belanghebbende zijn verbonden, bedraagt in 2012 € 8.938 (0,46 per kilometer). Belanghebbende heeft een aftrek wegens extra kosten van vervoer geclaimd en deze berekend, door de kosten van vervoer van vergelijkbare gezinnen te berekenen met gebruikmaking van gegevens van het NIBUD. De internet-site van de Belastingdienst vermeldt daarover onder meer (2018):
“U mag de extra vervoerskosten aftrekken als u hogere vervoerskosten hebt in vergelijking met mensen die niet ziek of invalide zijn. Het gaat dan om mensen die in financieel en maatschappelijk opzicht met u vergelijkbaar zijn. Om dit aan te tonen kunt u gebruikmaken van gegevens van bijvoorbeeld het Nibud of het CBS. Deze cijfers kunt u gebruiken als basis. Controleer zelf of alle kosten hierin zijn meegenomen zoals bijvoorbeeld afschrijving van uw auto. Hebt u inderdaad hogere vervoerskosten? Dan mag u deze extra vervoerskosten meetellen.”
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben begin 2012 ten behoeve van de echtgenoot een zogenoemde ‘Motomed’ aangeschaft. Een Motomed is een gemotoriseerde bewegingstrainer voor de bovenste en/of onderste ledematen die gebruikt kan worden door mensen met een bewegingsbeperking. De aanschafprijs van de Motomed bedraagt € 6.528.
Als bijlage bij de brief van belanghebbende aan de Inspecteur van 18 oktober 2014, is een schriftelijke verklaring gevoegd van Dr. [E] , reumatoloog in het Ziekenhuis [F] te [G] . Hij heeft over het gebruik van de Motomed door de heer [C] onder meer geschreven:
“Dhr. [C] is voor de zenuwpijn en het herstel na de amputatie langdurig behandeld in revalidatie centrum [H] (…)
Tijdens zijn opname in revalidatie centrum [H] heeft dhr. [C] dagelijks geoefend op dit apparaat. Hier is gebleken dat hij ook na deze revalidatieperiode dit apparaat dagelijks zou moeten kunnen gebruiken om hier optimaal resultaat mee te verkrijgen en achteruitgang van beweeglijkheid en algehele conditie wat een gevolg is van de progressieve aard van zijn ziekte zoveel mogelijk te beperken. (…) De Motomed (met functie mogelijkheid om zowel armen, benen en algehele conditie te trainen) is daarom een zeer geschikt apparaat. (…) De Motomed is niet aanwezig in reguliere fitness centra ..(…)”
Belanghebbende heeft ter zake van de aanschaf of de kosten van de Motomed geen verzoek gedaan om vergoeding in het kader van de WMO, noch heeft zij bij haar ziektenkostenverzekeraar een dergelijk verzoek gedaan.
Naar aanleiding van een brief van belanghebbende van 4 januari 2016 aan de gemeente Arnhem, heeft de indicatieadviseur van de gemeente, [I] , op 11 januari 2016 aan belanghebbende onder meer geschreven:
“U heeft op 4 januari 2016 bij onze dienst geïnformeerd of één door uzelf in 2012 aangeschaft hulpmiddel, te weten een MotoMed VIVA 2, voor vergoeding in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in aanmerking was gekomen, indien daarvoor bij onze dienst in 2012 een aanvraag was ingediend.
Wij moeten u mededelen, dat deze en soortgelijke voorzieningen niet/nooit voor vergoeding in het kader van de WMO in aanmerking komen. Zij vallen geheel buiten de werkingssfeer van de WMO.
Voor eventuele vergoedingsmogelijkheden verwijzen wij u naar uw ziektekostenverzekeraar.”
Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag IB/PVV en de aanslag Zvw voor het jaar 2012 heeft de Inspecteur – onder meer – het door belanghebbende uit de persoonsgebonden budgetten van de kinderen ontvangen bedrag ad € 2.633 tot het resultaat uit overige werkzaamheden gerekend en de geclaimde kosten voor hulpmiddelen en vervoerskosten gecorrigeerd. Het – na uitspraak op bezwaar – in aftrek toegestane bedrag wegens specifieke zorgkosten van € 2.602 is als volgt opgebouwd:
Genees- en heelkundige hulp € 289
Voorgeschreven medicijnen € 304
Hulpmiddelen € 50
Vervoerskosten € 519
Dieetkosten € 1.450
Extra kleding en beddengoed € 1.395
Aanpassingen aan de woning € 74
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 4.081
Af: Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 1.479
Totaal aftrek specifieke zorgkosten € 2.602
Op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar heeft de Rechtbank – onder meer – geoordeeld dat de correctie resultaat uit overige werkzaamheden beperkt dient te blijven tot € 1.436, en zij heeft het bedrag van het resultaat uit overige werkzaamheden vastgesteld op € 29.852. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek van buitengewone uitgaven voor andere hulpmiddelen tot een bedrag van € 2.009, en voor vervoerskosten tot een bedrag van € 2.039, bestaande uit een bedrag van € 196 in verband met bezoeken aan medische hulpverleners en een bedrag van € 1.843 voor overige vervoerskosten. Tevens heeft de Rechtbank ten laste van de Inspecteur aan belanghebbende een vergoeding van € 500 toegekend voor door belanghebbende geleden immateriële schade, in verband met het overschrijden van de redelijke termijn voor het doen van uitspraak.
Het door de Rechtbank in aftrek toegestane bedrag wegens specifieke zorgkosten is als volgt opgebouwd:
Genees- en heelkundige hulp € 289
Voorgeschreven medicijnen € 304
Hulpmiddelen € 2.009
Vervoerskosten € 2.039
Dieetkosten € 1.450
Extra kleding en beddengoed € 1.395
Aanpassingen aan de woning € 74
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 7.560
Af: Drempel uitgaven specifieke zorgkosten € 1.595
Totaal aftrek specifieke zorgkosten € 5.965
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende in het kader van de persoonsgebonden aftrek in aanmerking komt voor een hogere aftrek voor uitgaven voor hulpmiddelen dan € 50, en voor een hogere aftrek dan € 519 voor vervoerskosten. Tevens is in geschil of de Inspecteur met betrekking tot de correctie resultaat uit overige werkzaamheden een beroep kan doen op interne compensatie. De Inspecteur bestrijdt niet langer dat de Rechtbank aan belanghebbende terecht een vergoeding van € 500 heeft toegekend in verband met door haar geleden immateriële schade.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aftrek voor vervoerkosten beperkt dient te blijven tot een bedrag van € 196 voor bezoeken aan medische hulpverleners, zoals berekend in de uitspraak van de Rechtbank, en dat – nu de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar een bedrag van € 519 aan aftrek in verband met vervoerskosten heeft aanvaard, het meerdere kan worden aangewend in het kader van interne compensatie met de correctie op het resultaat uit overige werkzaamheden. Het bedrag van het – na uitspraak van de Rechtbank – vastgestelde resultaat uit overige werkzaamheden, wordt door de Inspecteur op zichzelf niet meer bestreden. Verder stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat de door belanghebbende opgevoerde kosten in verband met de aanschaf en het gebruik door de echtgenoot van belanghebbende van de Motomed niet op belanghebbende drukken en tevens niet aangemerkt kunnen worden als uitgaven voor ‘andere hulpmiddelen’ als bedoeld in de artikelen 6.17, eerste lid, letter d en 6.17, tweede lid, letter b, Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB, tekst 2012). Voor zover wel sprake zou zijn van op belanghebbende drukkende uitgaven voor ‘andere hulpmiddelen’, stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat de afschrijvingstermijn van de Motomed gesteld dient te worden op vijf jaar in plaats van de door belanghebbende gehanteerde afschrijvingstermijn van drie jaar.
Belanghebbende – die niet incidenteel heeft geappelleerd – daarentegen stelt dat de aftrek voor vervoerkosten € 3.478 dient te bedragen, en de aftrek voor hulpmiddelen € 2.009 aangezien de kosten van de Motomed wel zijn aan te merken als uitgaven voor ‘andere hulpmiddelen’, waarbij belanghebbende een afschrijvingstermijn voor staat van drie jaar. Belanghebbende beroept zich met betrekking tot de aftrekbaarheid van de uitgaven voor de Motomed tevens op een tijdens de aanslagregeling namens de Inspecteur jegens haar gedane toezegging. Voor toepassing van het leerstuk van interne compensatie is na het voorgaande geen ruimte meer.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing met betrekking tot de vergoeding voor geleden immateriële schade, en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.