Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1633, 1700457 en 1700458
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1633, 1700457 en 1700458
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 februari 2018
- Datum publicatie
- 23 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:1633
- Zaaknummer
- 1700457 en 1700458
Inhoudsindicatie
Het aan belanghebbende gezonden afschrift van de uitspraak waarvan verzet bevat geen uitspraakdatum. Aangezien uit de rollijst van openbare uitspraken blijkt dat de uitspraak in het openbaar is uitgesproken op 22 augustus 2017, vernietigt het hof de uitspraak niet.
Het beroep is wegens niet tijdige betaling van het griffierecht terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 17/00457 en 17/00458
uitspraakdatum: 20 februari 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] te [Z] : belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Hof Arnhem - Leeuwarden
1 Ontstaan en loop van het geding.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) met de nummers LEE 16/1762 en 16/1764 van 23 maart 2017 hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak, verzonden op 22 augustus 2017, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op 27 september 2017 verzet aangetekend.
De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 19 december 2017 te Leeuwarden. Belanghebbende is daarvoor uitgenodigd bij aangetekende brief van 7 november 2017 aan het adres [a-straat] 9 te [Z] . Blijkens informatie op de website mijnpakket.post.nl is de uitnodiging op 8 november 2017 op dit adres aangeboden en door belanghebbende in ontvangst genomen. Belanghebbende is, zonder enig bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 25 april 2017 tegen de uitspraak van de Rechtbank van 23 maart 2017 met de nummers LEE 16/1762 en 16/1764 hoger beroep ingesteld.
Bij aangetekend schrijven van 15 juni 2017 heeft de griffier belanghebbende herinnerd aan de verschuldigdheid van griffierecht. Daarin is medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief moet zijn overgemaakt en dat als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig wordt overgemaakt, belanghebbende het risico loopt dat zijn beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Op 23 juni 2017 heeft belanghebbende de gronden van het hoger beroep ingediend.
Op 28 juli 2017 is het griffierecht bijgeschreven op het door de griffier opgegeven bankrekeningnummer.
Tegen de uitspraak van het Hof waarin het hoger beroep wegens niet tijdige betaling van griffierecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, heeft belanghebbende verzet aangetekend.
Als motivering van het verzet heeft belanghebbende het volgende gesteld:
“Door een ernstige ziekte leukomie is het [X] niet gelukt in de periode 17 juni tot en met 20 juli. Zijn zaken te behartigen en heeft indien dit weer mogelijk was zo snel mogelijk gehandeld. En betaald, zowel voor hemzelf , als voor zijn echtgenote.
Ik acht de stelling van het Hof niet redelijk gelet op het redelijkheids beginsel, en verzoekt Alsnog de beroepen in behandeling te nemen.”
3 Beoordeling van het verzet
Voor eerst en vooraf
De rechter dient ambtshalve te toetsen of de uitspraak, waarvan verzet, voldoet aan de eisen, die artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan een uitspraak stelt. Het Hof heeft geconstateerd dat het aan belanghebbende gezonden afschrift van de uitspraak geen uitspraakdatum bevat.
Blijkens de rollijst van openbare uitspraken van 22 augustus 2017 heeft het Hof de uitspraak op 22 augustus 2017 om 9.55 uur in het openbaar uitsproken. Op diezelfde dag is de uitspraak aangetekend aan belanghebbende gezonden, waarna belanghebbende tijdig verzet heeft aangetekend. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat door het ontbreken van een uitspraakdatum niet een zodanig gebrek aan de uitspraak kleeft dat deze reeds daarom vernietigd moet worden.
Ten gronde
Het Hof stelt voorop dat belanghebbende de ontvangst van de (herinnering)nota van het griffierecht niet betwist. Tijdige betaling van het griffierecht is uitgebleven.
Op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb is het (hoger) beroep niet-ontvankelijk als het griffierecht niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Belanghebbende voert aan dat hij in de periode van 17 juni tot 20 juli 2017 wegens ernstige ziekte niet in staat was het griffierecht te betalen.
Het griffierecht diende uiterlijk 12 juli 2017 te zijn voldaan. Doordat belanghebbende in staat bleek op 23 juni 2017 de gronden van het hoger beroep in te dienen, acht het Hof zijn stelling dat hij wegens ernstige ziekte niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen, niet aannemelijk. Nu belanghebbende geen andere verzuimgronden heeft aangevoerd, is het verzet ongegrond.