Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1895, 17/00479, 17/00480 en 17/00481

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1895, 17/00479, 17/00480 en 17/00481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 februari 2018
Datum publicatie
9 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:1895
Zaaknummer
17/00479, 17/00480 en 17/00481

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Aanhorigheid woning. Accommodatie voor paarden. Bedrijfsmatig gebruik.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00479, 17/00480 en 17/00481

uitspraakdatum: 27 februari 2018

Uitspraak van vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 maart 2017, nummers AWB 16/5004, AWB 16/5005 en AWB 16/5006, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2008, 2009 en 2010 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de bezwaren afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een besloten vennootschap, [A] B.V. (hierna: de Holding). Belanghebbende houdt 70% van de aandelen in de Holding. Zijn echtgenote houdt de overige 30% van de aandelen. De activiteiten van de Holding omvatten de verhuur van een onroerende zaak aan [B] B.V. en het houden van een aantal dochtervennootschappen die onder meer actief zijn op het gebied van de verkoop van keukens en keukenapparatuur.

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van een woning gelegen aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). De woning wordt bewoond door belanghebbende en zijn echtgenote.

2.3.

De dochter van belanghebbende (hierna: de dochter) beschikte in de jaren 2008 tot en met 2010 over een eigen woning elders in [Z] .

2.4.

In 2008 heeft belanghebbende percelen grond gekocht naast en achter de woning. De aankoopkosten van die percelen bedroegen € 250.000. Op de kadastrale percelen 1418, 1419 en 1420 is in de periode 2008 tot 2010 een accommodatie voor paarden gebouwd (hierna: de accommodatie). De accommodatie omvat een binnenbak (van 20 bij 40 meter) met stallen en een keuken met zitgelegenheid voor grotere groepen, een buitenbak (van 20 bij 60 meter), een stapmolen, diverse paddocks, een longeerbaan, zes weides (variërend van 747 m2 tot 1.437 m2) en een wasplaats. De binnenbak met stallen, keuken en zitgelegenheid ligt achter de woning van belanghebbende en is op twee manieren bereikbaar, enerzijds via een oprit die voert langs de voortuin, de woning en de achtertuin en anderzijds via een oprit aan de rechterzijde van de woning die loopt tot aan de buitenbak (gelegen achter de binnenbak). Aan het begin van die oprit bevindt zich een parkeerplaats voor meerdere auto's. De binnenbak ligt op 29 meter afstand van de woning. De accommodatie beschikt niet over een eigen aansluiting op de nutsvoorzieningen of het riool. Het gehele complex is omheind. De accommodatie is gebouwd in een zelfde stijl als de woning. De overdekte paardenbak is groter dan de woning.

2.5.

De aankoop van de percelen en de bouw van de accommodatie heeft samen € 1.088.477 (€ 250.000 + € 838.447) gekost. Ten behoeve van de bouw van de accommodatie is door belanghebbende een hypothecaire lening afgesloten bij de Rabobank.

2.6.

Belanghebbende had ten tijde van de bouw het plan de accommodatie op beperkte schaal bedrijfsmatig te gaan exploiteren in die zin dat gelegenheid zou worden geboden tot stalling en training van paarden.

2.7.

Op 4 oktober 2011 is een boekenonderzoek ingesteld bij de Holding , [B] B.V., de fiscale eenheid [A] B.V. en [B] B.V. en bij belanghebbende. Van het boekenonderzoek is op 26 september 2013 een rapport opgemaakt. In het onderzoek is ook de bouw van de accommodatie betrokken. In het rapport is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

“6.1 Bouw manege

(…)

Volgens plan van de heer [X] was het de bedoeling dat zijn echtgenote en zijn dochter in de manege paarden gaan fokken en trainen. De dochter van de heer [X] is op landelijk niveau actief in de paardensport. Zij en haar moeder, mevrouw [C] , zijn meerdere dagen in de week actief met paarden. Voorafgaand aan de bouw van de manege is, volgens verklaring van de heer [X] , geen haalbaarheidsonderzoek gedaan of de gemoeide investering van de grond € 250.000 en de manege € 838.447 samen € 1.088.477 kan renderen.

Er is in 2009 (niet nader gedagtekend) een conceptakte van vennootschap onder firma opgesteld met als firmanten de heer [X] , zijn echtgenote mevrouw [C] en dochter mevrouw [D] alledrie volgens de conceptakte wonend aan de [a-straat 1] te [Z] . Dit is opmerkelijk omdat volgens haar aangifte inkomstenbelasting mevrouw [D] vanaf 1 september 2009 zou wonen op het adres [b-straat 2] te [Z] . Aan de gemeente [Z] is nimmer een adreswijziging doorgegeven.

In de concept firma-akte is geregeld dat de drie firmanten kennis, arbeid en vlijt inbrengen en voorts door de firmanten [X] en [C] het gebruik en genot van de onroerende zaken aan de [a-straat 1] [Z] , zijnde een weiland/rijbak met daarop te stichten manege, partijen genoegzaam bekend. Voorzover noodzakelijk is opgemerkt dat uitsluitend de direct aan de manege dienstbare onroerende zaken ingebracht worden. De overige onroerende zaken gelegen aan de [a-straat 1] , met name de daar gelegen woning, worden uitgesloten van inbreng.

Bij de Kamer van Koophandel wordt per 1 juni 2009 een eenmanszaak ingeschreven op naam van mevrouw [D] , [a-straat 1] [Z] . De handelsnaam is [E] . Deze is niet aangemeld bij de Belastingdienst. De vennootschap onder firma en de eenmanszaak zijn (kennelijk) niet doorgezet.

(…)

Omzetbelasting

(…)

Dochter is met haar paardactiviteiten niet in betekende mate buiten de familiesfeer getreden. Feitelijk heeft dochter haar paardenhobby, gefinancierd door de ouders, voortgezet.

Aangaande de vraag of de bouw van de manege en de daaropvolgende verhuur aan de dochter een OB-onderneming vormt, menen wij dat de ouders ook niet voldoen aan het criterium "deelname economisch verkeer" nu de dochter feitelijk alleen voor haar eigen hobby de manege gebruikt.

(…)

Omgevingsvergunning

Bij de gemeente [Z] hebben wij naar de omgevingsvergunning (bouwvergunning) een onderzoek ingesteld. De gemeente [Z] heeft als eis gesteld dat bij de bouwaanvraag een ondernemingsplan moest worden ingediend. Uit het ondernemingsplan (haalbaarheidsonderzoek) dd. 17 juni 2008 is vast komen te staan dat voor de levensvatbaarheid minimaal 50 boxen zijn benodigd. Uiteindelijk zijn slechts 13 box gerealiseerd in de overdekte rij bak. (…) Er is dus, in tegenstelling tot de verklaring van de heer [X] , wél een haalbaarheidsonderzoek gedaan, uitgevoerd door [F] , vestiging [G] , [H] , bedrijfsadviseur paardenhouderij.

(…)

Inkomstenbelasting

Voor de heffing van de inkomstenbelasting sluiten wij aan bij het standpunt van de omzetbelasting dat geen sprake is van ondernemerschap, ergo geen bron van inkomen omdat geen deelneming plaats vindt in het economisch verkeer. Ook merken wij op dat redelijkerwijs geen voordeel kan worden verwacht mede gelet op de hoogte van de investering. (…) De manege vormt naar onze mening geen onderdeel van de eigen woning. De manege beschikt over een eigen inrit met parkeerruimte voor meerdere auto's. De manege heeft eigen aansluitingen op de nutsvoorzieningen. De bouwstijl van de manege verschilt sterk van het woonhuis en is veel groter dan het woonhuis. De manege kan daarom niet als aanhorigheid bij het woonhuis worden aangemerkt. Hierdoor vormt de manege een zelfstandige onroerende zaak welke voor de heffing van de inkomstenbelasting wordt geplaatst in box 3.

In aangiften inkomstenbelasting 2008, 2009 en 2010 is rente van schulden, verband houdend met de bouw van de manege, in aftrek gebracht als aftrekbare hypotheekrente. Zie hierna onder hypotheek.

Wij zijn dus van mening dat de grond en de manege met bijbehorende financiering belast moeten worden in box 3. Wij stellen voor om gedurende de bouwfase per saldo (bezitting minus schuld) geen correctie aan te brengen. Voor het eerst in 2011 moet aangifte worden gedaan:

-

waarde grond € 250.000 en waarde opstal € 1.000.000

-

schuld hypotheek€ 709.000 en lening bij B.V. € 400.000

Hypotheek

(…). In de aangiften inkomstenbelasting 2008, 2009 en 2010 is rekening gehouden met een beperking van de renteaftrek verband houdend met de aanschaf van het paard. Geen rekening is gehouden met de niet aftrekbare rente die verband houdt met de bouw van de manege. Bij de berekening van het niet aftrekbare deel gaan wij uit van een hypotheekschuld op de eigen woning van afgerond € 600.000 (oude schuld plus kosten van oversluiten). Het niet aftrekbare deel berekenen wij als volgt.

2008 € 980.857 - € 600.000 = € 380.857 =>

=> 380.857/980.857 x aftrek rente/kosten € 54.608 = € 21.203 minder aftrek rente

2009 € 1.270.000 - € 600.000 = € 670.000 =>

=> 670.000/1.270.000 x aftrek rente/kosten € 63.667 = € 33.588 minder aftrek rente

2010 € 1.270.000 -€ 600.000 = € 670.000 =>

=> 670.000/1.270.000 x aftrek rente kosten € 73.560 = € 38.807 minder aftrek rente

2008 [X] correctie inkomen box 1 € 21.203

2009 [X] correctie inkomen box 1 € 33.588

2010 [X] correctie inkomen box 1 € 38.807

Standpunt adviseur

De adviseur is het eens met ons standpunt dat voor de heffing van de inkomstenbelasting geen sprake is van een onderneming. Hij is wel van mening dat de manege een aanhorigheid vormt van de eigen woning en dat daardoor recht blijft bestaan op aftrek van hypotheekrente.

Alleen met betrekking tot dit onderdeel van de controle bestaat dus geen overeenstemming.”

2.8.

Op de website www. [D] .nl heeft de dochter in 2016 vermeld, dat op het complex instructies, trainingen en clinics worden aangeboden. Naast voornoemde activiteiten wordt er tevens gehandeld in dressuurpaarden van de familie zelf of van klanten.

2.9.

Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV over de jaren 2008, 2009 en 2010 de rente van schulden verband houdende met de bouw van de accommodatie in aftrek op zijn inkomen gebracht als kosten van de eigen woning. De Inspecteur heeft deze renteaftrek niet geaccepteerd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de accommodatie is aan te merken als aanhorigheid van de woning, in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de vraag bevestigend en de Inspecteur beantwoordt die vraag ontkennend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing