Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:200, 17/00129

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:200, 17/00129

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 januari 2018
Datum publicatie
19 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:200
Formele relaties
Zaaknummer
17/00129

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Belastingadviseur. Vermogensetikettering woonboerderij. Verplicht privévermogen of keuzevermogen? Vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 17/00129

uitspraakdatum: 9 januari 2018

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 8 december 2016, nummer AWB 16/4282, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 153.263. Daarbij is voorts (impliciet) bij beschikking het verlies over 2011 vastgesteld op nihil en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de belastingaanslag en de beschikkingen inzake het verlies en de heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 30 november 2017 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en diens gemachtigde mr. [A] alsmede – namens de Inspecteur – [B] , [C] en mr. [D] .

1.7.

Belanghebbende heeft met instemming van de wederpartij een pleitnota met bijlage overgelegd.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd. Hij heeft drie kinderen.

2.2.

Belanghebbende is werkzaam als accountant en belastingadviseur. Deze werkzaamheden verricht hij als ondernemer. Aanvankelijk, vanaf 2004, werden de advieswerkzaamheden door belanghebbende uitgeoefend in het kader van een eenmanszaak. Met ingang van 2009 is belanghebbende een maatschap aangegaan met [E] . In het onderhavige jaar (2011) heeft belanghebbende zijn onderneming zogenoemd ruisend ingebracht in een besloten vennootschap.

2.3.

Op 15 november 2007 is belanghebbende eigenaar geworden van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 134 te [Z] . Het betreft een woonboerderij met een bijgebouw. Belanghebbende heeft de woonboerderij en het bijgebouw zeer ingrijpend laten verbouwen. In februari 2009 is belanghebbende met zijn gezin de woonboerderij gaan bewonen. Het bijgebouw dient als kantoor voor de onderneming. Het wordt door belanghebbende verhuurd aan de maatschap.

2.4.

Het bijgebouw bestaat uit de begane grond en een kelder. Het beschikt over een keuken, een toilet, drie werkplekken en twee vergadertafels. De oppervlakte van het kantoor is ongeveer 70 m2. Het kantoor is bereikbaar via de tuin van de woonboerderij.

2.5.

De woonboerderij heeft een oppervlakte van ongeveer 225 m2. De open keuken in de woonboerderij heeft een oppervlakte van ongeveer 40 m2.

2.6.

Belanghebbende heeft de woonboerderij en het kantoor in 2007 tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. De aanschaffingskosten ervan en de verbouwingskosten zijn door hem geactiveerd op de balans. Daarop is in de jaren 2007 tot en met 2011 door belanghebbende ten laste van het resultaat uit onderneming afgeschreven. Voorts heeft belanghebbende in die jaren huisvestingskosten ten laste van zijn resultaat gebracht.

2.7.

In 2010 heeft een boekenonderzoek bij belanghebbende plaatsgevonden. Het daarvan op 14 oktober 2010 opgemaakte rapport vermeldt onder meer dat:

-

De aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 is onderzocht;

-

Het boekenonderzoek zich heeft beperkt tot de verbouwing van de woonboerderij en de nieuwbouw van het separate kantoor;

-

Belastingplichtige met betrekking tot de verbouwing en de nieuwbouw alle in rekening gebrachte voorbelasting in mindering heeft gebracht;

-

Tijdens het onderzoek is gebleken dat met betrekking tot het separate kantoor sprake is van nieuwbouw en met betrekking tot de woonboerderij van een verbouwing (dienst);

-

Dit voor belastingplichtige betekent dat de in mindering gebrachte voorbelasting in 2008 en 2009, welke betrekking heeft op de woonboerderij, voor 80% niet voor aftrek in aanmerking komt;

-

Tijdens het onderzoek is gebleken dat de woonboerderij tevens voor 20% voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt.

2.8.

Belanghebbende heeft in november 2011 een pand aan de [b-straat] 16 te [Z] verworven. Hij heeft zijn onderneming verplaatst naar dat pand.

2.9.

Ter gelegenheid van de ruisende inbreng van zijn onderneming in een besloten vennootschap in 2011 heeft belanghebbende de woonboerderij overgebracht naar zijn privévermogen. Het kantoor is in de terbeschikkingstellingsregeling terechtgekomen.

2.10.

Op basis van een taxatierapport is belanghebbende ten tijde van het overbrengingstijdstip uitgegaan van een waarde van € 600.000 voor de woonboerderij en het kantoor tezamen. Voorts heeft hij een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning van 35 percent in aanmerking genomen op het geheel, derhalve een waardedruk van € 210.000, zodat is uitgegaan van een overbrengingswaarde van € 390.000. Het verschil met de geactiveerde waarde op de balans van het geheel (de woonboerderij en het kantoor) van € 742.282, zijnde € 352.282, heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2011 als verlies uit onderneming in aanmerking genomen.

2.11.

Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de Inspecteur dit verlies niet in aftrek aanvaard. Met betrekking tot het kantoor heeft hij het standpunt ingenomen dat geen grond bestaat voor een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning. Met dit standpunt heeft belanghebbende zich verenigd. Met betrekking tot de woonboerderij is volgens de Inspecteur sprake van verplicht privévermogen, zodat de woonboerderij in 2007 ten onrechte op de balans van de onderneming van belanghebbende is opgenomen. Onder toepassing van de zogenoemde foutenleer heeft de Inspecteur deze fout in de aanslagregeling voor het jaar 2011 gecorrigeerd, zij het dat hij de afschrijvingen uit 2007, 2008, 2009 en 2010 daarbij ongemoeid heeft gelaten. Het door belanghebbende in de aangifte aangegeven verlies uit werk en woning van € 151.372 is door de Inspecteur gecorrigeerd. De aanslag is vastgesteld op een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 153.263. Daarmee is het verlies (impliciet) bij beschikking vastgesteld op nihil.

2.12.

Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar en beroep aangetekend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de woonboerderij verplicht privévermogen vormt (standpunt Inspecteur) dan wel keuzevermogen (standpunt belanghebbende).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting en de pleitnota.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, tot vaststelling van een nihilaanslag en een verliesbeschikking ten bedrage van € 128.272.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing