Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:204, 17/00462 en 17/00463
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:204, 17/00462 en 17/00463
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 januari 2018
- Datum publicatie
- 19 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:204
- Zaaknummer
- 17/00462 en 17/00463
Inhoudsindicatie
IB/PVV. ROW. Vergoeding voor deelname aan medicijnonderzoek als proefpersoon.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 17/00462 en 17/00463
uitspraakdatum: 9 januari 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 april 2017, nummers AWB 16/5217 en AWB 16/5218 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over 2012 een navorderingsaanslag en voor 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd welke belastingaanslagen de Inspecteur, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft gehandhaafd.
Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen bij mondelinge uitspraak ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank bij brief van 21 april 2017, bij het Hof binnengekomen op 25 april 2017, hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het hoger beroep nadien diverse malen aangevuld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en mr. [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende is, met kennisgeving aan het Hof in zijn brief aan het Hof van 7 oktober 2017, niet verschenen.
Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1973 en genoot in 2012 en 2013 een Wajonguitkering van respectievelijk € 15.236 en € 14.430.
Belanghebbende heeft in 2012 en 2013 als proefpersoon deelgenomen aan medicijnonderzoek van het onderzoeksinstituut [C] B.V. te [D] (hierna: [C] ). Voor de deelname aan de onderzoeken stelt [C] deelnamevergoedingen alsmede reiskostenvergoedingen in het vooruitzicht. Belanghebbende heeft in 2012 € 8.517 en in 2013 € 2.231 van [C] ontvangen voor zijn deelname aan onderzoeken. De Inspecteur heeft deze bedragen, na aftrek van de eventueel daarin begrepen vergoedingen voor reiskosten, tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende gerekend als resultaat uit overige werkzaamheden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur de ontvangen vergoedingen van [C] terecht in het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende heeft begrepen als resultaat uit overige werkzaamheden. Voorts is in geschil of de Inspecteur bij het opleggen van de belastingaanslagen heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, tot vernietiging van de navorderingsaanslag over 2012 en tot vermindering van de voor 2013 opgelegde aanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.