Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2700, 15/00930

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2700, 15/00930

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 maart 2018
Datum publicatie
23 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:2700
Zaaknummer
15/00930

Inhoudsindicatie

BPM. Ingevoerde gebruikte auto. Nevenvordering. Proceskosten. Rente en vergoeding immateriële schade.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 15/00930

uitspraakdatum: 13 maart 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 16 juni 2015, nummer AWB 12/3299 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft op 5 augustus 2011 aangifte in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan ter zake van een personenauto van het merk Porsche, type 911 Carrera S (hierna: de auto) ten bedrage van € 21.226. Op 9 augustus 2011 heeft belanghebbende een bedrag van € 21.226 betaald.

1.2

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM verminderd tot € 18.603. Aan belanghebbende is een rente vergoed van € 14 en voorts een proceskostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 54,50.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 17.672, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade toegewezen, de Staat veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 604 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 februari 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende, [A] en [B] als zijn gemachtigden, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [C] en [D] .

1.8

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/00930, 15/00932, 15/01046, 15/01057, 15/01058, 15/01059, 15/01064, 15/01065, 15/01066, 15/01068, 15/01084 en 15/01511.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft de auto vanuit het buitenland (een EU-lidstaat) naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 21.226 aan BPM op aangifte voldaan.

2.2

Belanghebbende heeft op 22 augustus 2011 tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.3

Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is bij uitspraak van 18 juni 2012 gegrond verklaard door de Inspecteur. De Inspecteur heeft dit bedrag met € 2.623 verminderd. Voorts is een rente vergoed van € 14 en een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.

2.4

De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.5

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de onderhavige uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.6

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 16 juni 2015 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 17.672, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade toegewezen, de Staat veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 604 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156. De Rechtbank heeft de proceskosten berekend overeenkomstig de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Daarbij heeft de Rechtbank geen samenhang aangenomen als bedoeld in artikel 3 van het Bpb ter zake van gelijktijdig met de onderhavige zaak ter zitting van de Rechtbank van 29 april 2015 behandelde zaken. Echter, wegens bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Bpb, heeft de Rechtbank een matiging van de proceskosten toegepast. De vergoeding is als volgt berekend:

Ter zake van het bezwaar: € 54,50

Ter zake van het beroep: € 549,50 (€ 490 voor het beroepschrift, € 56,50 voor de verschijning ter zitting en € 3 voor de aanwezig ter comparitie zitting x 1 wegingsfactor)

2.7

Belanghebbende heeft op 16 juli 2015 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil: (1) de hoogte van de door belanghebbende verschuldigde BPM, (2) of de Rechtbank tot het juiste bedrag een rentevergoeding aan belanghebbende heeft toegekend, (3) of de door de Rechtbank toegekende vergoeding voor geleden immateriële schade te laag is, en (4) of het bedrag van de vergoeding van de proceskosten terecht is gematigd door de Rechtbank.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing