Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2797, 15/01396
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2797, 15/01396
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 maart 2018
- Datum publicatie
- 6 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:2797
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2416
- Zaaknummer
- 15/01396
Inhoudsindicatie
BPM. Ingevoerde auto. Marge-auto als referentievoertuig. Rentevergoeding. Vergoeding immateriële schade. Rente over schadevergoeding. Proceskosten. Matiging wegens massaliteit.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 15/01396
uitspraakdatum: 27 maart 2018
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 17 september 2015, nummer AWB 12/3764 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 1 september 2011 aangifte in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan ter zake van een personenauto van het merk Audi, type A6 Avant 3.2 FSI Quattro Business (hierna: de auto) ten bedrage van € 5.689. Op 12 september 2011 heeft belanghebbende een bedrag van € 5.689 betaald.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM verminderd tot € 4.978. Aan belanghebbende is een rente vergoed van € 4 en voorts een proceskostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 54,50.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 4.689, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade toegewezen, de Inspecteur en de Staat veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van elk € 500 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 195,85 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [C] en [D] .
Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/01385, 15/01386, 15/01387, 15/01388, 15/01389, 15/01390, 15/01391, 15/01396, 15/01397, 15/01398, 15/01399, 15/01400 en 15/01401.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de auto vanuit een EU-lidstaat naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 5.689 aan BPM op aangifte voldaan. De datum van eerste toelating is 23 mei 2006.
Belanghebbende heeft op 14 oktober 2011 tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is bij uitspraak van 26 juni 2012 gegrond verklaard door de Inspecteur. De Inspecteur heeft dit bedrag met € 711 verminderd. Voorts is een rente vergoed van € 4 en een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de onderhavige uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 4.689, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade toegewezen, de Inspecteur en de Staat veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van elk € 500 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 195,85 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156.
Belanghebbende heeft op 22 oktober 2015 hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil: (1) de hoogte van de door belanghebbende verschuldigde BPM, (2) of de Rechtbank tot het juiste bedrag een rentevergoeding aan belanghebbende heeft toegekend, (3) of de door de Rechtbank toegekende vergoeding voor geleden immateriële schade te laag is, en (4) of het bedrag van de vergoeding van de proceskosten terecht is gematigd door de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.