Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3383, 17/00832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3383, 17/00832

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 april 2018
Datum publicatie
20 april 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:3383
Formele relaties
Zaaknummer
17/00832

Inhoudsindicatie

Erfbelasting. Navordering. Fout ex art. 16 lid 2 onderdeel c AWR? Onjuiste code voor verwantschap.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 17/00832

uitspraakdatum: 10 april 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juli 2017, nummer AWB 16/1419, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2012 een navorderingsaanslag erfbelasting opgelegd voor een verkrijging van € 657.367.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 het bezwaar afgewezen.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 14 juli 2017 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, mr. [A] ter bijstand vergezeld van mr. [B] , alsmede, namens de Inspecteur, mr. [C] .

1.7

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken met de nummers 17/00830 tot en met 17/00832 behandeld.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

[In] 2012 is de broer van belanghebbende, [D] (hierna: erflater), overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd.

2.2

Uit de verklaring van erfrecht van 27 maart 2012 blijkt dat erflater als erfgenamen heeft achtergelaten zijn moeder, zijn twee broers ( [E] en [F] ) en zijn zus ( [X] ). Erflaters moeder heeft de nalatenschap verworpen, zodat zijn broers en zijn zus erfgenaam zijn, ieder voor gelijke delen (hierna: de erfgenamen).

2.3

De erfgenamen hebben op 5 februari 2013 op papier aangifte gedaan voor de erfbelasting (hierna: de aangifte). Het aangegeven zuiver saldo van de nalatenschap wordt in de aangifte berekend op € 1.658.674, zodat de verkrijging per erfgenaam € 552.891 bedraagt. In de aangifte is vermeld dat de verkrijgers respectievelijk de broers en de zus van erflater zijn.

2.4

Bij binnenkomst is de aangifte door een medewerker van de Belastingdienst (hierna: de medewerker) ingevoerd in het computersysteem van de Belastingdienst. De verwantschap wordt daarbij ingevuld aan de hand van een code. De code wordt in het computersysteem ingevoerd aan de hand van een zogenoemd uitrolmenu waarin diverse codes zijn vermeld en welke door middel van een muisklik moet worden aangeklikt. Hierbij is door de medewerker per erfgenaam de code voor een kind (03H) aangeklikt. De code voor verre verwanten is 11H en staat zes regels lager vermeld in het vorengenoemd uitrolmenu.

2.5

De beoordeling van de (gedigitaliseerde) aangifte is door de Inspecteur gedaan, waarbij op het beeldscherm de door de medewerker ingevoerde code van de verwantschap zichtbaar was. De Inspecteur heeft bij brief van 26 maart 2013 aan de notaris meegedeeld dat de aanslagen erfbelasting, in afwijking van de aangifte, zullen worden opgelegd zonder rekening te houden met een schuld van € 313.429 wegens buiten invordering gebleven belasting. Het zuivere saldo van de nalatenschap wordt hierdoor € 1.972.103, zodat de verkrijging per erfgenaam € 657.367 bedraagt.

2.6

Met dagtekening 2 juli 2013 zijn aan de erfgenamen de primitieve aanslagen erfbelasting opgelegd, elke aanslag berekend naar een vrijstelling van € 19.114 voor kinderen en het tarief dat geldt voor afstammelingen in de rechte lijn, zodat per erfgenaam een aanslag van € 116.079 is opgelegd en € 1.755 heffingsrente in rekening is gebracht.

2.7

Naar aanleiding van vragen in 2015 inzake de inkomstenbelasting heeft de Inspecteur bij raadpleging van de betreffende bestanden, de fout direct geconstateerd en bij brief van 21 april 2015 aan de notaris geschreven dat bij het opleggen van de primitieve aanslagen erfbelasting een onjuiste vrijstelling en een onjuist tarief zijn gehanteerd en dat hij voornemens is om navorderingsaanslagen erfbelasting aan de erfgenamen op te leggen.

2.8

Met dagtekening 9 juni 2015 zijn navorderingsaanslagen erfbelasting aan de erfgenamen opgelegd. Per erfgenaam is een navorderingsaanslag van (€ 250.570 -/- € 116.079 =) € 134.491 opgelegd.

2.9

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag.

2.10

Bij uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

2.11

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 juli 2017 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur bevoegd is tot navordering over te gaan.. Meer specifiek is in geschil of er sprake is van een fout in de zin van artikel 16, tweede lid, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), welke fout door middel van navordering kan worden hersteld, dan wel of bij de Inspecteur sprake was van een onjuist inzicht in de feiten of het recht (beoordelingsfout). De Inspecteur meent dat sprake is van een fout die via navordering kan worden hersteld, belanghebbende daarentegen meent van niet.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.

3.4

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing