Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3559, 17/00707
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3559, 17/00707
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 april 2018
- Datum publicatie
- 20 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:3559
- Zaaknummer
- 17/00707
Inhoudsindicatie
Het doorsturen door de inspecteur van een ambtshalve verzoek om vermindering naar de rechtbank heeft tot een terechte onbevoegdheidverklaring door de rechtbank geleid. De rechtbank heeft echter ten onrechte een proceskostenveroordeling achterwege gelaten.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 17/00707
uitspraakdatum: 17 april 2018
Uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 mei 2017, nummer LEE 16/3681, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 15 mei 2013 het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd.
Belanghebbende heeft bij brief van augustus 2016, ontvangen door de Inspecteur op 5 september 2016, een verzoek om ambtshalve vermindering inzake de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2005 gedaan. De Inspecteur heeft dit geschrift aangemerkt als beroepschrift en doorgestuurd naar de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het geschrift in behandeling genomen en zich bij uitspraak van 31 mei 2017 onbevoegd verklaard. Tevens heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het griffierecht van € 46 aan belanghebbende vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
In de onder het procesverloop genoemde brief van augustus 2016 van de gemachtigde van belanghebbende aan de Inspecteur is onder meer geschreven:
“Verzoek naar besluit van 25 maart 1991, nr. DB 89/735 resp. van 21 december 2001 nr. CPP2001/3435M
Onderwerp: IB/PVV 2005 (…) t.n.v. [X]
(…)
Hierbij kom ik terug op uw brief van 15 mei 2013 m.b.t. bovengenoemde klient (motivering van uitspraak op het bezwaarschrift)”.
Deze brief is door de Inspecteur als beroepschrift doorgestuurd naar de Rechtbank.
Bij brief met dagtekening 12 september 2016 heeft de Rechtbank aan de gemachtigde van belanghebbende gevraagd een kopie te sturen van het besluit waar belanghebbende het niet mee eens is.
Bij brief met dagtekening 24 oktober 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan de Rechtbank onder meer geschreven:
“Allereerst mijn verontschuldiging op de late reactie op uw verzoek van 12 september j.l. daar ik dit beroep niet heb ingesteld, maar de belastingdienst een verzoek heeft doorgezonden.
Daar het een jaar betrof van voor 2010 en de inspecteur wist van de omstandigheden, had het verzoek moeten behandelen naar het besluit van 25 maart 1991, nr DB89/735. Echter dit heeft hij nagelaten, na dit tweede verzoek, en zond het verzoek naar uw Rechtbank.
Verzoeke de inspecteur te verplichten het te behandelen naar het besluit en naar de foutenleer.
Tevens een kostenveroordeling uit te spreken.”
3 Geschil
In hoger beroep is uitsluitend in geschil de vraag of de Inspecteur moet worden veroordeeld in de vergoeding van de door belanghebbende in beroep gemaakte proceskosten.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot veroordeling van de Inspecteur in de door belanghebbende in beroep en voor het verzoek gemaakte proceskosten.
De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1. genoemde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.