Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3814, 17/00261 tm 17/00265

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3814, 17/00261 tm 17/00265

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2018
Datum publicatie
4 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:3814
Zaaknummer
17/00261 tm 17/00265

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Dubbele woonplaats. Woonplaatsbepaling krachtens verdrag Nederland – Verenigd Koninkrijk. Docent aan Britse universiteit.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00261 tot en met 17/00265

uitspraakdatum: 24 april 2018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 december 2016, nummers AWB 16/4051 tot en met 16/4055, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting (hierna: IB) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 457 opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 223 opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.3.

Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0 opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.4.

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 331 opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0 opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.6.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB 2008 tot en met 2011 en tegen de aanslag IB 2012 ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.8.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1958 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is sinds maart 2004 in het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) in loondienst werkzaam bij de universiteit van [A] (hierna: de universiteit). Belanghebbende verricht zijn werkzaamheden ten behoeve van de universiteit gedurende de collegeperiodes hoofdzakelijk in het VK. Daartoe verbleef hij in de onderhavige jaren per periode van twee weken, tien of elf dagen in het VK en een lang weekend (drie of vier dagen) in Nederland. Als hij in de collegeperiode in Nederland verblijft, verricht belanghebbende gemiddeld twee dagen per verblijf werkzaamheden voor de universiteit. In de zomermaanden juli en augustus en tijdens de kerst- en paasvakantie verblijft belanghebbende in Nederland. In deze periodes verricht hij geen werkzaamheden voor de universiteit. Belanghebbende verricht op 190 dagen per jaar werkzaamheden voor de universiteit waarvan op 152 dagen de werkzaamheden in het VK worden verricht en op 38 dagen in Nederland. Belanghebbende verblijft in verband met zijn werk ten minste 190 dagen per jaar in het VK.

2.2.

Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [B] . Belanghebbende en zijn echtgenote hebben drie kinderen: een zoon, [C] , geboren [in] 1990, een dochter, [D] , geboren [in] 1992 en een dochter, [E] , geboren [in] 1995.

2.3.

Samen met zijn echtgenote heeft belanghebbende de eigendom van een woning gelegen aan de [a-straat] 24 te [Z] . Sinds 14 september 2000 staan belanghebbende en zijn echtgenote als woonachtig op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisregistratie Personen. Behoudens enkele korte periodes waarin de twee oudste kinderen in Utrecht stonden ingeschreven, staan ook de kinderen op dit adres ingeschreven. De echtgenote en de kinderen hebben Nederland nimmer metterwoon verlaten.

2.4.

Belanghebbende heeft gedurende de periode 2004 tot 2008 een woning in [A] in het VK gehuurd. Belanghebbende heeft in 2008 de eigendom verkregen van een woning, gelegen aan de [b-street] 29 te [F] , in het VK.

2.5.

Belanghebbende heeft een Nederlandse bankrekening bij de Rabobank, rekeningnummer [00000] . Ook heeft belanghebbende een doorlopend krediet bij de Rabobank, rekeningnummer [00001] . Tevens heeft belanghebbende een visa card van de ANWB. Daarnaast heeft belanghebbende een Engelse bankrekening bij de Royal Bank of Scotland. Deze worden alle ook aangegeven in de aangiften 2008 tot en met 2012. De echtgenote van belanghebbende beschikt over eigen Nederlandse bankrekeningen bij de Rabobank.

2.6.

Belanghebbende is lid van de [G] te [A] (vanaf 2004) en lid van de volgende beroepsverenigingen in het VK: [H] (vanaf 2007), [I] (vanaf 2004) en [J] (vanaf 2007).

2.7.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2006 tot en met 2011 – zonder daartoe te zijn uitgenodigd – aangifte gedaan als binnenlandse belastingplichtige. Voor 2012 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte als binnenlandse belastingplichtige. Dit geldt eveneens voor 2013 en 2014.

2.8.

De echtgenote van belanghebbende is in de betrokken jaren in Nederland werkzaam voor een Nederlandse werkgever. Daarnaast geniet zij winst uit een voor haar rekening gedreven onderneming. In zijn aangiftes heeft belanghebbende als ‘loon uit tegenwoordige arbeid partner’ de volgende bedragen vermeld: € 45.189 (2008), € 52.872 (2009), € 55.175 (2010), € 57.510 (2011) en € 60.618 (2012). Als ‘winst uit onderneming partner’ heeft belanghebbende de volgende bedragen vermeld: € 8.987 (2008), € 14.087 (2009), € 27.472 (2010), € 39.382 (2011) en € 8.550 (2012).

2.9.

In de aangiftes voor de jaren 2006 tot en met 2014 heeft belanghebbende de woning gelegen aan de [a-straat] 24 te [Z] in box 1 aangegeven als eigen woning, zijnde het hoofdverblijf van hem en zijn echtgenote. Belanghebbende heeft in deze jaren geen buitenlands looninkomen aangegeven. De woning in het VK heeft belanghebbende in deze jaren aangegeven als ‘overige onroerende zaken’ in box 3. Belanghebbende verzoekt in deze jaren om uitbetaling van de algemene heffingskorting.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende slechts inwoner is van Nederland op grond van artikel 4, derde lid, van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk de Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belastingen en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten (tekst vanaf 6 april 2011, hierna: het Verdrag). Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Indien voorgaande vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil het antwoord op de vraag of - gelet op artikel 14 van het Verdrag - aftrek ter voorkoming van dubbele belasting dient te worden verleend voor het volledige bedrag van belanghebbendes salaris. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing