Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4323, 15/01510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4323, 15/01510

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 mei 2018
Datum publicatie
18 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:4323
Formele relaties
Zaaknummer
15/01510

Inhoudsindicatie

BPM. Invoer gebruikte auto. Hoogte bpm. Passende rentevergoeding. Proceskosten. Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 15/01510

uitspraakdatum: 1 mei 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] VOF te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 3 november 2015, nummer AWB 12/3558, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft op 11 september 2010 aangifte in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan ter zake van een personenauto van het merk Volkswagen, type Tiguan 2.0 TDI Sport & Style (hierna: de auto) ten bedrage van € 4.451. Belanghebbende heeft op 12 november 2010 het op aangifte aangegeven bedrag betaald.

1.2

Het door belanghebbende gemaakte bezwaar tegen de voldoening op aangifte is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard, daarbij is de verschuldigde BPM bepaald op een bedrag van € 3.883, is een rente vergoed van € 20 en voorts is aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 54,50 toegekend.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 3.626, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.034,50 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 310.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .

1.8

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/01321 tot en met 15/01327, 15/01510, 15/00908, 15/01514, 15/01515, 15/01516, 15/01522, 15/01512 en 15/01513.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft de auto vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft zij in haar aangifte een bedrag van € 4.451 aan verschuldigde BPM aangegeven.

2.2

De auto heeft als datum eerste toelating 4 mei 2010 en had ten tijde van de aangifte (11 september 2010) een kilometerstand van 4.247. De auto beschikt over een dieselmotor, met een cilinderinhoud van 1968 cc en een vermogen van 103 kW. De CO2-uitstoot bedraagt 186 g/km.

2.3

In de berekening bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [E] , werkzaam voor [F] B.V. In het taxatierapport is een handelswaarde van de auto berekend op € 15.110, zijnde de basiswaarde inclusief accessoires van € 36.750 op basis van de koerslijst AutoTelex Pro plus € 2.500 in verband met opties en € 765 in verband met kilometers en verminderd met een schadebedrag van € 24.905,55 inclusief BTW.

2.4

Belanghebbende heeft op 12 november 2010 een bedrag van € 4.451 aan BPM betaald.

2.5

Belanghebbende heeft op 7 december 2010 bezwaar aangetekend tegen de voldoening op aangifte. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.6

De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.7

Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is bij uitspraak op bezwaar van 29 juni 2012 gegrond verklaard door de Inspecteur. De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM bepaald op een bedrag van € 3.883 in verband met de correctie van de zogenoemde 12% regeling en heeft aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.

2.8

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de onderhavige uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.9

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 3 november 2015 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 3.626, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.034,50 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 310.

2.10

De Rechtbank heeft de proceskosten berekend overeenkomstig de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Daarbij heeft de Rechtbank geen samenhang aangenomen als bedoeld in artikel 3 van het Bpb ter zake van gelijktijdig met de onderhavige zaak ter zitting van de Rechtbank van 8 september 2015 behandelde zaken. Echter, wegens bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2 van het Bpb heeft de Rechtbank een matiging van de proceskosten in de bezwaarfase toegepast. De vergoeding is als volgt berekend:

Ter zake van het bezwaar: € 54,50

Ter zake van het beroep: € 980 (€ 490 voor het beroepschrift, € 490 voor de verschijning ter zitting x 1 wegingsfactor)

2.11

Belanghebbende heeft op 7 december 2015 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil: (1) de hoogte van de verschuldigde BPM, (2) of de Rechtbank tot het juiste bedrag een rentevergoeding aan belanghebbende heeft toegekend en (3) of het verzoek om vergoeding van immateriële schade terecht is afgewezen door de Rechtbank en (4) of de Rechtbank de vergoeding voor proceskosten terecht heeft gematigd.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing