Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4411, 17/00936
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4411, 17/00936
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 mei 2018
- Datum publicatie
- 18 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:4411
- Zaaknummer
- 17/00936
Inhoudsindicatie
Inspecteur is er ten onrechte vanuit gegaan dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 17/00936
uitspraakdatum: 15 mei 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 augustus 2017, nummer LEE 16/5114, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en zijn een verzuimboete en een vergrijpboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de verzuimboete verminderd tot nihil en de vergrijpboete verminderd tot € 4.994.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Desgevraagd heeft belanghebbende het Hof schriftelijk bevestigd dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de aanslag Zorgverzekeringswet 2014.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is gehuwd met [A] (hierna: [A] ). Zij hebben meerdere kinderen.
Belanghebbende is in 2004 failliet verklaard. Begin 2016 is zijn faillissement afgewikkeld. Curator van belanghebbende was mr. [B] (hierna: de curator).
In 2003 is belanghebbende met zijn gezin verhuisd naar Afrika. In augustus 2011 is hij met zijn gezin teruggekeerd naar Nederland.
Sinds 2011 staat [A] samen met de kinderen op het adres [a-straat 1] te [Z] ingeschreven.
Per 24 mei 2013 heeft [A] zich ingeschreven op het adres aan de [b-straat 2] te [Z] . Belanghebbende heeft zich op 26 januari 2016 op dit adres laten inschrijven.
Belanghebbende heeft in 2014 coachingswerkzaamheden verricht.
[A] heeft in 2014 bedragen ontvangen op haar bankrekening [00000] bij de ABN Amro bank van onder meer [C] , [D] B.V., [E] , [F] en [G] met omschrijvingen als: “voorschot” al dan niet gevolgd door een naam, “lening”, “privé opname”, “factuur” al dan niet gevolgd door een nummer of tijdsaanduiding en “deelbetaling”. In totaal gaat het om een bedrag van € 69.107.
Belanghebbende is bestuurder van [H] B.V. (hierna: de bv). Aandeelhouder van de bv is stichting [I] (hierna: de stichting). De bv en de stichting zijn beide op 27 juni 2014 opgericht.
Op 31 augustus 2015 heeft de Inspecteur de uitnodiging tot het doen van aangifte voor de IB/PVV voor het jaar 2014 verstuurd aan het adres van de curator.
Op 21 oktober 2015 heeft de Inspecteur een herinnering tot het doen van aangifte voor de IB/PVV voor het jaar 2014 verstuurd aan het adres van de curator.
Op 20 november 2015 heeft de Inspecteur een aanmaning tot het doen van aangifte voor de IB/PVV voor het jaar 2014 verstuurd aan het adres [b-straat 2] te [Z] .
Met als dagtekening 28 november 2015 heeft de Inspecteur een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2014 opgelegd naar een geschat bedrag van € 50.000 aan resultaat uit overige werkzaamheden.
Op 11 augustus 2016 is de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 van de bv ingediend. Daarin is een belastbare winst van nihil aangegeven.
De gemachtigde van belanghebbende heeft op 14 oktober 2016 een mailbericht aan de Inspecteur gestuurd met als bijlage de jaarrekening van de bv voor het jaar 2014, gedagtekend “ [Z] 10 october 2014” en ondertekend door belanghebbende op “3 oktober 2015”. In de jaarrekening is de volgende resultatenrekening opgenomen:
“ Omzet 54.717
inkoopkosten omzet -1.348
bruto toegevoegde waarde 53.369
Beheerskosten -22.240
personeelskosten -17.364
overige kosten -22.400
betaalde bankrente 0
resultaat voor belastingen -62.004
belastingen 0
resultaat na belastingen -8.635 ”
3 Geschil
Tussen partijen is het antwoord op de volgende vragen in geschil:
-
Heeft de Inspecteur zich terecht beroepen op omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan?
-
Heeft belanghebbende inkomsten genoten uit zijn coachingswerkzaamheden en zo ja, tot welk bedrag?
-
Heeft belanghebbende loon genoten van de bv?
-
Heeft de Inspecteur terecht en tot een juist bedrag een vergrijpboete opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1, 2 en 4 ontkennend en vraag 3 bevestigend. De Inspecteur beantwoordt deze vragen op tegengestelde wijze.