Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:442, 16/00979

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:442, 16/00979

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 januari 2018
Datum publicatie
26 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:442
Zaaknummer
16/00979

Inhoudsindicatie

LB/PVV. Naheffingsaanslag werkgever. Rechtsmiddelen door werknemer. Ontvankelijkheid bezwaar. Verschoonbaarheid.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/00979

uitspraakdatum: 16 januari 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: appellant)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2016, nummer AWB 15/7742, in het geding tussen appellant en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan [A] B.V. is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Appellant is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Appellant heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Appellant heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

In de loop van 2008 is appellant in dienst getreden van [A1] B.V. dan wel [A] B.V. (hierna: de werkgever).

2.2.

Appellant heeft in het jaar 2008 2.725.000 certificaten van aandelen in [A] verkregen.

2.3.

Ingevolge een overeenkomst van 25 mei 2012 is de arbeidsovereenkomst tussen appellant en de werkgever ontbonden.

2.4.

Met dagtekening 19 december 2013 heeft de Inspecteur aan de werkgever een naheffingsaanslag loonheffingen (hierna ook: de naheffingsaanslag) opgelegd, die onder meer betrekking heeft op de door appellant verkregen certificaten. De naheffingsaanslag is berekend als eindheffing naar het gebruteerde tabeltarief.

2.5.

De werkgever heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Tijdens de behandeling van het bezwaar heeft de werkgever verzocht de eindheffingsregeling buiten toepassing te laten (artikel 31, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de loonbelasting 1964).

2.6.

Op 31 januari 2014 schrijft de advocaat van de werkgever aan appellant onder meer:

“Voor het geval u bij het standpunt blijft niet bij te willen dragen aan de kosten van een eventueel met de belastingdienst te treffen schikking, behoudt [de werkgever] zich het recht voor om alle door de belastingdienst opgelegde en nog op te leggen naheffingen en daaraan verbonden rente en boetes op u te verhalen, voor zover deze betrekking hebben op naar het oordeel van de belastingdienst door u genoten loonvoordeel, alsmede de overige daarmee samenhangende door [de werkgever] geleden schade (waaronder kosten ter voorkoming of beperking van schade).”

2.7.

Op 27 november 2014 hebben de werkgever en de Inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten, die onder meer als volgt luidt:

“Partijen verschillen van mening of de prijs die door de (oud) werknemers betaald is voor de certificaten van aandelen in [de werkgever] zakelijk is. (…)

Partijen zijn uiteindelijk, na diverse gesprekken, gekomen tot een compromissoire oplossing voor het geschil, waarbij het volgende is overeengekomen:

1) het belastbaar loonvoordeel voor de (oud) werknemers wordt afhankelijk van het jaar waarin de certificaten van aandelen zijn toegekend als volgt bepaald:

Toekenning in

Voordeel

(…)

2008

0,15

(…)

2) De hoogte van de naheffingsaanslagen bedraagt:

Jaar

Naheffing

(…)

2008

EUR 356.455,62

(…)

In de bijlage zijn deze bedragen gespecificeerd voor de werknemers waarop deze naheffing betrekking heeft. (…)

3) [De Inspecteur] zal conform het in deze overeenkomst vastgelegde voordeel (i) (…) (ii) de opgelegde naheffingsaanslagen over 2007 en 2008 herzien. (…)

4) [De werkgever] zal na ontvangst van de naheffingsaanslagen de verschuldigde loonheffing (conform het in deze overeenkomst bepaalde voordeel) in het kader van verkrijging van certificaten van aandelen in [de werkgever] op haar (oud) werknemers trachten te verhalen, zodat brutering achterwege zal blijven.”

In de bijlage bij deze vaststellingsovereenkomst staat dat de naheffing ten aanzien van appellant € 212.550 bedraagt. Daarbij is uitgegaan van een loon van € 408.750 en een tarief van 52%.

2.8.

Bij e-mailbericht van 5 december 2014 trekt de werkgever het bezwaar tegen de naheffingsaanslag in.

2.9.

Met dagtekening 10 december 2014 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd in overeenstemming met de vaststellingsovereenkomst.

2.10.

Op 30 januari 2015 schrijft de werkgever aan appellant onder meer:

“Verzoek tot betaling naheffing m.b.t. participaties (…)

Met deze brief stellen we u op de hoogte van het exacte bedrag waarop de door de schikking vastgestelde naheffing loonbelasting en premie volksverzekeringen voor u neerkomt. (…) In totaal bent u [de werkgever] derhalve, op grond van de naheffing en in het kader met de Belastingdienst bereikte schikking, het bedrag verschuldigd van € 212.550,. (…)

Wij dienen uw betaling uiterlijk 31 maart 2015 ontvangen te hebben.”

2.11.

Op 24 maart 2015 heeft appellant het vermelde bedrag aan de werkgever betaald.

2.12.

Met dagtekening 30 maart 2015 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De Inspecteur heeft het bezwaarschrift ontvangen op 31 maart 2015.

2.13.

Met dagtekening 12 november 2015 heeft de Inspecteur appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De Inspecteur achtte de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, omdat belanghebbende al op 31 januari 2014 wist dat de naheffingsaanslag was opgelegd en op 30 januari 2015 dat en tot welk bedrag de werkgever de nageheven belasting op hem wilde verhalen. Voorts schrijft de Inspecteur dat hij geen aanleiding ziet ambtshalve tegemoet te komen aan het bezwaar.

3 Het geschil

3.1.

In geschil is of appellant ontvankelijk is in zijn bezwaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing