Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4582, 17/00882

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4582, 17/00882

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 mei 2018
Datum publicatie
1 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:4582
Formele relaties
Zaaknummer
17/00882

Inhoudsindicatie

MRB. Inschrijving in Basisregistratie Persoonsgegevens. Gebruik auto met Frans kenteken. Hoofdverblijf.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00882

uitspraakdatum: 23 mei 2018

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 augustus 2017, nummer AWB 16/7267, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over de periode 27 november 2013 tot en met 16 december 2015 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 4.073. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 4.073.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de boete verminderd. De periode van naheffing is door de Rechtbank verkort tot de periode 30 januari 2014 tot en met 16 december 2015. Dientengevolge is de grondslag voor de boete verlaagd. Daarnaast heeft de Rechtbank de boete met 25% verminderd tot € 2.796.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en staat sinds 20 april 1977 (de geboortedatum van belanghebbende) onafgebroken op een Nederlands adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP), met als meest recente adres [a-straat 1] te [A] .

2.2.

Sinds 6 juli 2011 is belanghebbende aandeelhouder in twee naar Nederlands recht opgerichte besloten vennootschappen. De ene vennootschap, [B] B.V., is gevestigd op het adres [a-straat 1] te [A] en hierin houdt belanghebbende alle aandelen. De andere vennootschap, [C] B.V., is gevestigd op het adres [b-straat 2] te [D] en hierin houdt hij 33% van de aandelen.

2.3.

Tijdens een controle is op 17 december 2015, om 14:34 uur, op de locatie [c-straat] te [A] geconstateerd dat belanghebbende met een personenauto van het merk en type BMW 5 serie met het Franse kenteken [YY-000-YY] (hierna: de BMW) gebruik heeft gemaakt van de weg in Nederland.

2.4.

In de “Vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking” die de Inspecteur met dagtekening 8 augustus 2016 heeft verstuurd met adressering “ [X] , [a-straat 1] , [A] ”, is onder andere het volgende opgenomen:

Boete

Op grond van artikel 37 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 leg ik een boete op van € 4.073. Deze boete is een verzuimboete als bedoeld in artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het boetebeleid is verwoord in paragraaf 34 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.”

2.5.

Met dagtekening 16 september 2016 is op grond van artikel 34 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) over het tijdvak 27 november 2013 tot en met 16 december 2015 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd van € 4.073, waarbij een verzuimboete is opgelegd van eveneens € 4.073.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich met name toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag zijn hoofdverblijf in Nederland had.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij zijn hoofdverblijf ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag niet in Nederland had maar in Frankrijk. Dat brengt volgens belanghebbende met zich dat de naheffingsaanslag niet aan hem opgelegd had mogen worden en dat er voor wat betreft de boete sprake is van afwezigheid van alle schuld (hierna: avas). De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing