Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5647, 17/00281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5647, 17/00281

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 juni 2018
Datum publicatie
22 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:5647
Zaaknummer
17/00281

Inhoudsindicatie

Crisisheffing 2012 niet in strijd met het eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 EP bij het EVRM.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/00281

uitspraakdatum: 19 juni 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 januari 2017, nummer AWB 13/8275, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte in de loonheffingen gedaan over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 van € 40.875 als pseudo-eindheffing hoog loon, welk bedrag op 24 april 2013 is afgedragen.

1.2.

De Inspecteur heeft het tegen voormelde afdracht op aangifte gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen zijn door het Hof uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting op 17 april 2018 te Leeuwarden. In overleg met partijen heeft het Hof met hun instemming alsnog besloten om de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen. Het Hof heeft partijen hiervan mededeling gedaan bij brief van 9 april 2018, waarna de voorzitter het onderzoek op 17 april 2018 heeft gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een vennootschap met activiteiten op het gebied van handel en fabricage van hydraulische en pneumatische apparatuur en onderdelen, en het voeren van bestuur en financieren van andere ondernemingen. Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door [A] BV. Belanghebbende vormt samen met moedermaatschappij [A] BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte in de loonheffingen over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 op grond van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2013, hierna: de Wet) het loon in aanmerking genomen dat door de werknemers is genoten in 2012, voor zover dat meer bedraagt dan € 150.000 per werknemer. De over dit loon verschuldigde pseudo-eindheffing hoog loon (hierna: crisisheffing) bedroeg in 2013 € 40.875 en is door belanghebbende op aangifte afgedragen.

2.3.

Voor de jaren 2012 en 2013 bedragen het door belanghebbende aangegeven loon en de daarop ingehouden loonheffingen:

2012

2013

Loon

€ 15.490.750

€ 14.784.450

Loonheffingen

€ 4.734.161

€ 4.874.256

2.4.

In het jaar 2012 zijn door werknemers van belanghebbende optierechten uitgeoefend, welke in de jaren daarvoor zijn toegekend. Het voordeel dat bij deze uitoefening van optierechten is genoten, is tot het loon van het jaar 2012 gerekend en is in de aangifte in de loonheffingen over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 begrepen in de grondslag van de crisisheffing.

2.5.

Tot de stukken van het geding behoren geconsolideerde commerciële jaarcijfers van belanghebbende over de boekjaren 2012-2013 en 2013-2014, waaruit nettoresultaten na belastingen naar voren komen van respectievelijk € 281.911,91 en € 609.801,89.

2.6.

De omzet exclusief omzetbelasting van belanghebbende bedroeg volgens de aangiften in de omzetbelasting voor de jaren 2012 en 2013:

2012

2013

Omzet

€ 87.003.803

€ 85.368.132

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende gehouden was de onderhavige crisisheffing over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013 af te dragen.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggave van € 40.875.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigd en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van Rechtbank.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing