Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5857, 16/01034 en 16/01035
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5857, 16/01034 en 16/01035
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 juni 2018
- Datum publicatie
- 27 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:5857
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:3588, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/01034 en 16/01035
Inhoudsindicatie
LB/PVV. Naheffing en boeten. Stichting. Artiest? Cabaretiers.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 16/01034 en 16/01035
uitspraakdatum: 26 juni 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting “ [X] ” te [Z] (hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juli 2016, nummers AWB 15/3280 en AWB 15/3282, ECLI:NL:RBGEL:2016:3588, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 en 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 naheffingsaanslagen in de loonbelasting/premie volksverzekeringen/premies werknemersverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en zijn boeten opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de heffingsrente gehandhaafd. Daarnaast heeft hij de boeten verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen met betrekking tot de naheffingsaanslagen en de heffingsrente ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de beroepen met betrekking tot de boeten gegrond verklaard en de desbetreffende uitspraken van de Inspecteur en de boetebeschikkingen vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht in 2006. Haar doel is “het leveren van bijdrage aan de verbetering van de participatie, emancipatie, integratie, solidariteit en interculturalisatie van de gemeenschappen in Nederland middels het organiseren en ontwikkelen van activiteiten op het gebied van welzijn, maatschappij, kunst en cultuur”. De belangrijkste activiteit van belanghebbende is het jaarlijks in de maand december organiseren van de Nederlandse kampioenschappen Turks volksdansen. Tijdens deze kampioenschappen zijn er korte cabaretvoorstellingen.
In de toelichting op de winst- en verliesrekening 2008 van belanghebbende staat onder het hoofd “4 algemene kosten” onder meer: “ [A] 2.150”.
In de toelichting op de winst- en verliesrekening 2009 van belanghebbende staat onder het hoofd “4 algemene kosten” onder meer: “ [A] 2.150”. In haar financiële verantwoording voor het jaar 2009 staat onder de kosten vermeld: “ [A] , 2 voorstellingen 2.150,00”.
In de toelichting op de winst- en verliesrekening 2010 van belanghebbende staat onder het hoofd “4 algemene kosten” onder meer: “ [A] 2.150”. In haar financiële verantwoording voor het jaar 2010 staat onder de kosten vermeld: “ [A] , 2 voorstellingen 2.150,00”.
In de financiële verantwoording voor het jaar 2011 van belanghebbende staat onder de kosten vermeld: “ [A] , 2 voorstellingen 2.085,00”.
Belanghebbende voerde geen loonadministratie.
De Inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd aangifte te doen voor de loonheffingen. Op 17 januari 2013 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer:
“In december 2012 bent u verzocht digitaal aangiften loonheffingen in te dienen over de jaren vanaf 2008. Deze aangiften dienden op 8 januari 2013 ingediend te zijn. Tot op heden hebben wij deze niet mogen ontvangen, zodat ik voor de jaren 2008 tot en met 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen op zal laten leggen gebaseerd op artikel 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.”
Op 5 april 2013 heeft belanghebbende voor alle tijdvakken in de jaren 2008 tot en met 2011 nihilaangiften gedaan.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 12 december 2013 voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 8.460, als volgt gespecificeerd:
2008 € 2.858
2009 € 2.758
2010 € 2.844
totaal € 8.460
Voorts heeft de Inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 19 december 2013 voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 2.827. Bij beide naheffingsaanslagen is bij beschikkingen heffingsrente berekend en zijn bij beschikkingen boeten opgelegd.
In een verslag van een hoorgesprek op 25 september 2013 staat onder meer:
“Loonheffing
De heer [B] geeft aan dat er vele aanslagen zijn opgelegd en dat hij van mening is dat er veel aanslagen verminderd dienen te worden. De heer [C] geeft aan dat er verschillende aanslagen niet meer relevant zijn. Deze zullen worden verminderd. Er zal echter nog een te betalen bedrag overblijven.”
Op 29 mei 2013 heeft belanghebbende aan de Inspecteur een kopie overgelegd van het rijbewijs van [D] , datum afgifte 16 december 2010. Bovendien zijn een verklaring van [E] en een kopie van zijn ID-bewijs, datum afgifte 29 juni 2010, overgelegd. Deze verklaring luidt onder meer als volgt:
“Bij deze wil ik laten weten dat ik periodiek heb opgetreden als ' [F] ' met als doel het publiek te vermaken.
Deze voorstellingen waren cabaret optreden, soms deed ik het samen en soms alleen, dit deed ik puur op vrijwillige basis. Soms kreeg ik vergoedingen en soms ook niet.
Ik heb de afgelopen 5 jaar 3 keer voor Stichting [X] opgetreden, in de jaren 2008, 2010 en 2011. Dit heb ik ook met alle plezier gedaan.
Stichting [X] heeft mij hiervoor vergoeding gegeven per avond dat ik optrad, het ging om een vergoeding van €500,- 2x optreden tijdens Turks Volksdanswedstrijd.
Nogmaals, ik heb geen VAR-verklaring, heb opgetreden omdat ik het leuk vond en dit gebeurde puur vrijwillig. Dat [B] mij hiervoor vergoeding gaf, zie ik als waardering.”
3 Het geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht zijn opgelegd.