Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5937, 17/00011 en 17/00012
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5937, 17/00011 en 17/00012
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 juni 2018
- Datum publicatie
- 29 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:5937
- Zaaknummer
- 17/00011 en 17/00012
Inhoudsindicatie
Crisisheffing is voor belanghebbende geen individuele buitensporige last.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 17/00011 en 17/00012
uitspraakdatum: 26 juni 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.,
thans: [Y] , te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 november 2016, nummers LEE 14/1285 en 14/4396, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Door belanghebbende is over het tijdvak maart 2013 een bedrag van € 2.001.693 aan loonheffing afgedragen.
Over het tijdvak maart 2014 is door belanghebbende een bedrag van € 1.970.773 aan loonheffing afgedragen.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de beide afdrachten op aangifte ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2018. Tegelijk met de onderhavige zaken zijn, met instemming van partijen, de zaken van [A] BV met de nummers 17/00013 en 17/00014 behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende maakt deel uit van het concern [B] . Tot halverwege 2012 was belanghebbende genaamd [C] B.V. en behoorde zij tot het Amerikaanse concern [D] .
Belanghebbende had ultimo 2012 circa 1.150 werknemers in dienst. Het totale door belanghebbende over 2012 aangegeven loon uit dienstbetrekking bedroeg € 42.678.553. Van een werknemer is het loon in de pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) betrokken. De totale loonsom van deze werknemer bedroeg in 2012 € 163.911.
Ultimo 2013 had belanghebbende 997 werknemers in dienst. Het totale door belanghebbende over 2013 aangegeven loon uit dienstbetrekking bedroeg € 41.731.335. Van vier werknemers is het loon in de crisisheffing betrokken. De totale grondslag voor deze crisisheffing bedroeg in 2013 € 362.764.
Belanghebbende heeft voor het tijdvak maart 2013 aangifte in de loonheffingen gedaan voor een totaal te betalen bedrag van € 2.001.693. Van dit bedrag betreft € 2.225 de crisisheffing.
Voor het tijdvak maart 2014 heeft belanghebbende aangifte in de loonheffingen gedaan voor een totaal te betalen bedrag van € 1.970.773, waarvan een bedrag van € 58.040 de crisisheffing betreft.
De crisisheffing van het jaar 2014 is volledig veroorzaakt door loon dat voor 17 september 2013 is genoten. Verder is de crisisheffing van het jaar 2014 voor 79% veroorzaakt door loon dat eerder dan in 2013 aan de werknemers is toegezegd dan wel door hen is verdiend.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende in 2013 en 2014 gehouden was de crisisheffing af te dragen, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een wettelijke basis voor de crisisheffing ontbreekt, dat artikel 32bd van de Wet loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) strijdig is met artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en met artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR). Volgens belanghebbende berust de jurisprudentie van de Hoge Raad en van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op het misverstand dat de crisisheffing een heffing op hoog loon is.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van het over het tijdvak maart 2013 bij de afdracht geheven bedrag met het daarin begrepen bedrag aan crisisheffing van € 2.225. Ten aanzien van het over het tijdvak maart 2014 bij de afdracht geheven bedrag concludeert zij tot vermindering met het daarin begrepen bedrag aan crisisheffing van € 58.040.
De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.