Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6095, 17/01279
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6095, 17/01279
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 juli 2018
- Datum publicatie
- 27 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:6095
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:56
- Zaaknummer
- 17/01279
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Naheffing. Forfaitaire parkeerduur. Drie minuten niet betaald.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/01279
uitspraakdatum: 3 juli 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 oktober 2017, nummer UTR 17/1596, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 63,50, bestaande uit € 2,60 aan nageheven parkeerbelasting en € 60,90 aan kosten.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot € 62,50. De heffingsambtenaar is hierbij veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 11,54. Voorts is de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Naar aanleiding van de zitting heeft het Hof op 9 mei 2018 een brief van de heffingsambtenaar ontvangen waaruit blijkt dat - zoals ter zitting reeds was verklaard - het instellen van hoger beroep zijn instemming had. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Een afschrift van deze brief is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 29 maart 2017 om 13.58 uur zijn voertuig met kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto) geparkeerd aan het Langgewenst te Hilversum op een plek waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting geparkeerd mag worden (hierna: de parkeerplaats). Bij de parkeerautomaat heeft hij € 1 aan parkeerbelasting betaald. Het parkeerkaartje vermeldt 13.58 uur als begintijd en 14.21 uur als eindtijd.
Parkeercontroleurs hebben geconstateerd dat de auto om 14.24 uur op de parkeerplaats stond geparkeerd en dat onvoldoende parkeerbelasting is betaald. In verband hiermee is een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 63,50, bestaande uit € 2,60 aan nageheven parkeerbelasting (tarief voor een uur parkeren) en € 60,90 aan kosten. Het aanslagbiljet vermeldt onder ‘Feit’:
“F409B
Parkeertijd verstreken. Geen personen op weg naar, bij of terugkomend van de ticketautomaat. Automaat gecontroleerd, geen storingen waargenomen.”
De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag met € 1 verminderd, omdat belanghebbende € 1 parkeerbelasting heeft betaald voor een periode die volledig valt binnen de periode van een uur (13.24 uur tot en met 14.24 uur) waarover parkeerbelasting is nageheven. Volgens de Rechtbank brengt artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) met zich dat slechts het bedrag dat niet is betaald kan worden nageheven.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.