Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6304, 17/00904 en 17/00905
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6304, 17/00904 en 17/00905
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 juli 2018
- Datum publicatie
- 27 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:6304
- Zaaknummer
- 17/00904 en 17/00905
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navordering. Proceskosten. Hof kent € 20.000 toe.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 17/00904 en 17/00905
uitspraakdatum: 10 juli 2018
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 augustus 2017 nummers AWB 16/6786 en AWB 16/6895, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd en voor het jaar 2011 een aanslag IB/PVV.
De Inspecteur is bij uitspraken op bezwaar van 5 oktober 2016 gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Nadat de beroepen waren ingesteld, is de Inspecteur alsnog ambtshalve tegemoet gekomen aan de bezwaren van belanghebbende. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze de kostenvergoeding voor de bezwaarfase betreffen, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 10.000 voor de bezwaar- en beroepsfase tezamen, de Inspecteur veroordeeld om aan belanghebbende te betalen een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 1.500, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht à € 46 te vergoeden en het verzoek om toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overig leed afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft, evenals in de beroepsfase, geen verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
De vader van belanghebbende is [in] 2003 overleden en belanghebbende is - samen met haar zus en broer - één van de erfgenamen. Haar broer Colin Monsanto, woonachtig in [B] , is benoemd als executeur testamentair. De nalatenschap van de vader bestaat vrijwel uitsluitend uit vastgoed (grond) in [B] , deels in eigendom via de vennootschap [C] LTD (hierna: [C] ). De erfgenamen spreken af dat de bezittingen toebedeeld worden aan de broer. Belanghebbende en haar zus krijgen een vordering op de broer. Deze zal de vordering voldoen uit de verkoopopbrengsten van het tot de nalatenschap behorende vastgoed.
Tussen de erfgenamen ontstaat een juridisch geschil omtrent de afwikkeling van de nalatenschap. Belanghebbende ontvangt in verband met de afwikkeling van de nalatenschap bedragen in 2008 en 2011.
Belanghebbende en haar gemachtigde verkeerden aanvankelijk in de veronderstelling dat belanghebbende een aanmerkelijk belang als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 bezat. Dit hebben zij gemeld aan de Inspecteur.
De Inspecteur gaat er abusievelijk vanuit dat in 2009 een bedrag is ontvangen en legt een navorderingsaanslag IB/PVV 2009 op wegens niet eerder belaste winst uit aanmerkelijk belang. Ook legt hij een aanslag IB/PVV 2011 op waarin het in dat jaar ontvangen bedrag wordt aangemerkt als winst uit aanmerkelijk belang.
In de bezwaarfase meldt de gemachtigde dat in 2009 en 2011 geen sprake is van aandelenbezit en dat (derhalve) in deze jaren evenmin sprake kan zijn van winst uit aanmerkelijk belang. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de bewijslast voor de stelling dat geen sprake is van winst uit aanmerkelijk belang op belanghebbende rust. In de bezwaarfase vraagt de Inspecteur een grote hoeveelheid documenten op, waaronder (vertrouwelijke) correspondentie met de betrokken advocaten in het dispuut over de verdeling van de nalatenschap waartoe de aandelen in [C] behoorden.
3 Geschil
In geschil is de omvang van de toe te kennen proceskostenvergoeding. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een (aanvullende) vergoeding van immateriële schade die haar oorzaak vindt in de proceshouding van de Inspecteur.