Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-08-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7275, 18/00108
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-08-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7275, 18/00108
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 augustus 2018
- Datum publicatie
- 24 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:7275
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:100
- Zaaknummer
- 18/00108
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Geen aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast. Redelijkheid schatting.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00108
uitspraakdatum: 14 augustus 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 februari 2018, nummer AWB 17/4372, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Het door belanghebbende gedane verzoek tot het ambtshalve verminderen van de haar voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de daarbij opgelegde verzuimboete en in rekening gebrachte belastingrente is door de Inspecteur afgewezen.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende alsmede mr. [A] en mr. [B] namens de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1941, is directeur en enig aandeelhouder van [C] bv. Aan deze vennootschap is door de Inspecteur voor het jaar 2014 ambtshalve een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 57.149.
Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2014. Omdat indiening van deze aangifte uitbleef, heeft de Inspecteur belanghebbende eerst herinnerd aan de verplichting tot het doen van aangifte en vervolgens bij brief van 22 september 2015 aangemaand tot het doen van de aangifte IB/PVV 2014 vóór 6 oktober 2015. De aangifte IB/PVV 2014 is niet door belanghebbende ingediend.
In voorgaande jaren heeft belanghebbende evenmin voldaan aan de verplichting tot het doen van aangifte voor de IB/PVV.
De Inspecteur heeft vervolgens ambtshalve de onderhavige, op 23 november 2016 gedagtekende, aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.485 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.669. Daarbij is belanghebbende € 589 aan belastingrente in rekening gebracht en is haar voorts een verzuimboete van € 369 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
De Inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning als volgt bepaald: € 14.063 aan AOW-inkomsten, € 422 ter zake van een pensioenuitkering en € 22.000 (de helft van het wettelijke bedrag) ter zake van een gebruikelijk loon als bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is bepaald door uit te gaan van op de peildatum 1 januari 2014 aanwezige banktegoeden van belanghebbende van € 249.382 en bij haar in bezit zijnde aandelen met een waarde van € 88.485, hetgeen – rekening houdend met een heffingsvrij vermogen van € 21.139 – resulteert in een rendementsgrondslag van € 316.728. De gegevens met betrekking tot de AOW-uitkering, pensioenuitkering, de banksaldi en de aandelen zijn aan de Inspecteur gerenseigneerd.
Het door belanghebbende op 27 januari 2017 op de voet van artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gedane verzoek tot het ambtshalve verminderen van de aanslag IB/PVV 2014 met bijbehorende beschikkingen inzake de boete en de belastingrente, is door de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen.
Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar aangetekend en vervolgens, eveneens vergeefs, beroep bij de Rechtbank ingesteld.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de onderhavige aanslag en de beschikkingen inzake de boete en de belastingrente terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.