Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-08-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7685, 18/00127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-08-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7685, 18/00127

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 augustus 2018
Datum publicatie
7 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:7685
Zaaknummer
18/00127

Inhoudsindicatie

Invordering. Kosten aanmaning. In gebreke? Eigenhandig opschorten betaling belastingschulden.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00127

uitspraakdatum: 28 augustus 2018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 februari 2018, nummer AWB 17/5536, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Ontvanger)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een aanmaning verzonden. Hierbij is € 16 aan kosten in rekening gebracht.

1.2.

De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanmaningskosten kennelijk ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn op 30 juli 2018 nadere stukken van belanghebbende bij het Hof binnengekomen, welke aan deze uitspraak zijn gehecht. De stukken geven het Hof geen aanleiding het onderzoek te heropenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 17 juni 2017 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) voor het jaar 2016 opgelegd tot een te betalen bedrag van € 3.560. De op het aanslagbiljet vermelde uiterste betaaldatum is 29 juli 2017. Belanghebbende heeft geen rechtsmiddelen tegen de aanslag aangewend.

2.2.

De Ontvanger heeft belanghebbende op 15 augustus 2017 een aanmaning gezonden omdat de betaling op 29 juli 2017 niet was ontvangen. De Ontvanger heeft hierbij € 16 aan kosten in rekening gebracht.

2.3.

In zijn bezwaarschrift van 17 augustus 2017 heeft belanghebbende tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten voor zover van belang het volgende aangevoerd:

“Nog steeds is de diefstal niet rechtgezet door bestuurders ABN AMRO Bank waardoor de bank en de Staat der Nederlanden als meerderheid aandeelhouder in gebreke blijven. Direct na ontvangst van uw Aanmaning heb ik Onze minister van Financiën en uw Directeur Generaal op de hoogte gebracht met bijgaande brief. Ook heb ik een verzoek rechtstreeks aan Onze minister gedaan met mijn brief d.d. 11 augustus jl.

Zodoende moet ik voldoening van de openstaande aanslagen en deze Aanmaning opschorten totdat de Staat via ABN AMRO Bank deze verplichting jegens mij heeft voldaan. Daarbij merk ik op dat mijn vordering op de bank niet rentedragend is en verzoek ik u daarom ook geen rente over de met deze opschorting gemoeide bedragen in rekening te brengen.”

2.4.

Het bezwaarschrift is door de Ontvanger kennelijk ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft ten eerste overwogen dat hetgeen belanghebbende met deze procedure wenst te bereiken, de bevoegdheid van de Rechtbank te buiten gaat. De Rechtbank heeft ten tweede geoordeeld dat de aanmaning terecht is verzonden en dat de kosten terecht in rekening zijn gebracht. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is geen reden de invordering van de aanslag ib/pvv 2016 op te schorten. Belanghebbende was ten tijde van de verzending van de aanmaning in gebreke met de betaling van deze aanslag. De Rechtbank heeft ten derde geoordeeld dat de Ontvanger de hoorplicht niet heeft geschonden, aangezien sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende in gebreke is met de betaling van de aanslag ib/pvv 2016. Belanghebbende beroept zich niet op verrekening. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof desgevraagd toegelicht dat de te beantwoorden vraag is of hij de verplichting tot betaling van belastingschulden mag opschorten tot dat de Minister van Financiën zijn toezichthoudende taken op het gebied van de kapitaalmarkt vervult. Belanghebbende hoopt met deze uitspraak aandacht te krijgen van de Minister van Financiën, zodat deze aandacht zal besteden aan de door belanghebbende genoemde ontwikkelingen op de kapitaalmarkt die vooral gewone beleggers benadelen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing