Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:773, 16/01238 en 16/01239
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:773, 16/01238 en 16/01239
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 januari 2018
- Datum publicatie
- 2 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:773
- Zaaknummer
- 16/01238 en 16/01239
Inhoudsindicatie
AWR. Informatiebeschikking. Schending inlichtingenplicht. Van belang voor heffing?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers 16/01238 en 16/01239
uitspraakdatum: 23 januari 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 7 september 2016, nummers AWB 16/1234 en AWB 2016/1395, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de op te leggen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2010 en 2011 informatiebeschikkingen vastgesteld ten name van belanghebbende.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraken onherroepelijk zijn geworden, gesteld om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017 te Arnhem. Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was in 2010 en 2011 directeur-grootaandeelhouder van [A] B.V.
Belanghebbende heeft op 31 mei 2012 een aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2010 ingediend en op 30 augustus 2012 een aangifte IB/PVV voor het jaar 2011. Die aangiften zijn niet geautomatiseerd afgedaan, maar ter beoordeling voorgelegd aan een aanslagregelend ambtenaar.
Met betrekking tot de aanslagregeling over het jaar 2010 heeft de Inspecteur bij brief van 26 maart 2014 belanghebbende om informatie verzocht, waarbij hij belanghebbende erop heeft gewezen dat hij op grond van artikel 47 van de AWR gehouden is tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen. Bij brief van 12 juni 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende aan dit verzoek herinnerd.
Bij brief van 25 juni 2014 heeft belanghebbende gereageerd en het standpunt ingenomen dat niet is gebleken dat enig heffingsbelang bestaat voor het jaar 2010 en dat sprake is van een fishing expedition. Bij brief van 29 juli 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij van mening is dat de gevraagde gegevens wel degelijk van belang zijn voor de heffing voor het jaar 2010 en dat hij niet anders kan dan de reactie van belanghebbende beschouwen als een weigering tot het verstrekken van inlichtingen. Voorts heeft hij belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld de gevraagde gegevens vóór 28 augustus 2014 te verstrekken.
Met dagtekening 7 november 2014 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking gegeven omdat belanghebbende niet of niet geheel aan het verzoek om informatie heeft voldaan. In de beschikking is onder meer het volgende vermeld:
“Het betreft de volgende vragen en verzoeken:
Sparen en beleggen/bezittingen
- -
-
Een overzicht van alle bankrekeningen over de jaren 1997 tot en met heden inclusief die waarop deze bedragen door de buitenlandse leveranciers over de jaren 1997 tot en met heden zijn gestort.
- -
-
Een overzicht van alle saldi per jaar en het verloop van alle saldi van de bankrekeningen.
De vragen zijn gesteld omdat Belastingdienst over voorgaande jaren beschikking heeft gekregen over informatie van buitenlandse fiscale autoriteiten. Daaruit blijkt dat [A] BV inkoopkortingen ontvangt welke rechtstreeks toekomen aan haar directeur aandeelhouder door middel van overboekingen / betaling op buitenlandse bankrekeningen in onder andere Portugal en Luxemburg. Er zijn overeenkomsten met leveranciers gesloten waarbij een bepaald percentage van de inkoopkosten (5%) als korting werd bedongen. Onder de noemer “promotionele activiteiten” werden deze kortingen overgemaakt op meerdere buitenlandse bankrekeningen. De directeur aandeelhouder, dhr. [X] , maakte daarvoor (hoewel hij geen ondernemer was/is voor de inkomstenbelasting) ook facturen op eigen naam op ten behoeve van die leveranciers.
(…)
Uit de gegevens waarover de Belastingdienst beschikt blijkt dat structureel inkoopkortingen zijn bedongen en genoten en dat deze niet werden verantwoord in de administratie. Uit een contract met één buitenlandse leverancier blijkt dat de korting 5% van de inkoop bedroeg.
De Belastingdienst heeft, gezien het feit dat belanghebbende tot op heden geen enkel inzicht heeft willen geven, het voornemen een correctie aan te brengen ter grootte van 5% van de totale inkoopkosten (€ 8.438.742). De correctie ad € 421.937 zal dan worden belast als uitdeling in box 2. (…)”
Met betrekking tot de aanslagregeling over het jaar 2011 heeft de Inspecteur bij brief van 9 oktober 2015 belanghebbende om informatie verzocht, waarbij hij belanghebbende erop heeft gewezen dat hij op grond van artikel 47 van de AWR gehouden is tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen. Bij brief van 30 oktober 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende aan dit verzoek herinnerd en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 16 november 2015 op het verzoek om informatie te reageren.
Bij brief van 13 november 2015 heeft belanghebbende de Inspecteur bericht dat hij, zodra hij gegevens heeft ontvangen, deze binnen een week aan de Landsadvocaat ter beschikking zal stellen. Voorts heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om informatie impliceert dat er sprake is van het onjuist doen van aangifte over 2011 en in dat kader heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht hem mee te delen dat de te verstrekken informatie niet voor beboeting en/of strafrechtelijke vervolging zal worden gebruikt.
Met dagtekening 23 november 2015 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking gegeven omdat belanghebbende niet of niet geheel aan het verzoek om informatie heeft voldaan. In de beschikking is onder meer het volgende vermeld:
“Het betreft de volgende vragen en verzoeken:
Sparen en beleggen/bezittingen
- -
-
Een overzicht van alle bankrekeningen over de jaren 1997 tot en met heden inclusief die waarop deze bedragen door de buitenlandse leveranciers over de jaren 1997 tot en met heden zijn gestort.
- -
-
Een overzicht van alle saldi per jaar en het verloop van alle saldi van de bankrekeningen.
De vragen zijn gesteld omdat Belastingdienst over voorgaande jaren beschikking heeft gekregen over informatie van buitenlandse fiscale autoriteiten. Daaruit blijkt dat [A] BV inkoopkortingen ontvangt welke rechtstreeks toekomen aan haar directeur aandeelhouder door middel van overboekingen / betaling op buitenlandse bankrekeningen in onder andere Portugal en Luxemburg. Er zijn overeenkomsten met leveranciers gesloten waarbij een bepaald percentage van de inkoopkosten (5%) als korting werd bedongen. Onder de noemer “promotionele activiteiten” werden deze kortingen overgemaakt op meerdere buitenlandse bankrekeningen. De directeur aandeelhouder, dhr. [X] , maakte daarvoor (hoewel hij geen ondernemer was/is voor de inkomstenbelasting) ook facturen op eigen naam op ten behoeve van die leveranciers.
(…)
Uit de gegevens waarover de Belastingdienst beschikt blijkt dat structureel inkoopkortingen zijn bedongen en genoten en dat deze niet werden verantwoord in de administratie. Uit een contract met één buitenlandse leverancier blijkt dat de korting 5% van de inkoop bedroeg.
De Belastingdienst heeft, gezien het feit dat belanghebbende tot op heden geen enkel inzicht heeft willen geven, het voornemen een correctie aan te brengen ter grootte van 5% van de totale inkoopkosten (€ 11.508.295).
De correctie ad € 575.414 zal dan worden belast als uitdeling in box 2. (…)”
In een factuur van 13 december 2000 van [A] aan [B] GmbH (hierna: [B] GmbH) is onder meer het volgende vermeld:
“Commercial Promotion activities for the different [A] as agreed with you. For the period until 01 januari 2000 until 01-08-2000 Dfl 19969,95
Transfer this money in favour of [belanghebbende] bankaccount nr [00000]
of Banco [C]
(...)
Portugal”
In een samenwerkingsovereenkomst tussen belanghebbende en [D] S.p.A. van 20 juni 2001 is onder meer het volgende bepaald:
“Considering that:
[D] S.p.A. is a manufacturer of waterproofing membranes
[belanghebbende] is an expert, with many contacts in this sector
they state the following:
[belanghebbendes] or other delegated companies by him will promote the purchases of [D] products starting from 20th June 2001
He will arrange meetings and visits to support these purchases
He will technically assist the buyers of [A]
To cover the above [D] S.p.A. will grant a 5% (five) percentage on the net ex-works sales of waterproofing membranes invoiced to [A] and collected by [D] S.p.A.
This percentage will be settled at least twice in a year on presentation of [belanghebbende]’s or delegated companies’s invoices payable where he will indicate.
This agreement will be valid until [D] S.p.A. will supply the companies of [A] .”
Bij brief van 22 januari 2004 heeft belanghebbende het volgende aan [D] S.p.A. geschreven:
“Dear Sirs,
I wish to inform you about my wish to terminate our “collaboration agreement” dated 2001 20th June since 2004 31st May.
I size this occasion to confirm you I have received and fully settled all matured amount on last 2003 31st December, according to our agreement, and I haven’t anything to claim.”
Op de facturen die belanghebbende in de jaren 2002 tot en met 2004 aan [D] S.p.A. heeft gestuurd, is het volgende vermeld:
“Commercial and sales activities to the different [A] as agreed with Collaboration Agreement dated 20 june 2001
for the period (...) until (...) EURO (...)”
[D] S.p.A. heeft bedragen overgeboekt naar bankrekening [00001] bij [E] Bank Luxembourg en bankrekening [00002] bij Banque [F] SA, waarbij belanghebbende als de begunstigde staat vermeld.
De Inspecteur heeft een brief van 15 juli 2005 overgelegd tussen Oostenrijkse belastingautoriteiten waarin informatie over [B] GmbH wordt gedeeld. Verder heeft hij een mail van de Italiaanse belastingautoriteiten verstrekt, waarin informatie over [D] S.p.A. wordt gegeven.
3 Het geschil
In geschil is of de Inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft gegeven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Voorts is in de zaak 16/01239 in geschil of de Inspecteur een dwangsom heeft verbeurd wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.