Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:776, 17/00276

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:776, 17/00276

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 januari 2018
Datum publicatie
2 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:776
Zaaknummer
17/00276

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Bezwaar. Verzoek telefonisch horen. Weigering.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00276

uitspraakdatum: 23 januari 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de Gemeente Huizen (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2016, nummer UTR 16/3681,in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 29 februari 2016 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 19 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 130.000.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep wegens schending van de hoorplicht gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de zaak teruggewezen naar de heffingsambtenaar om opnieuw op het bezwaar te beslissen.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de woning op 5 november 2014 gekocht voor € 129.500. De woning is aan hem in eigendom overgedragen op 15 januari 2015. De woning is een in 1985 gebouwde flatwoning met een inhoud van 236 m³.

2.2.

Op 29 februari 2016 heeft de heffingsambtenaar ten aanzien van belanghebbende de waarde van de woning bij beschikking vastgesteld op € 130.000. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2016 pro-forma bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde. Bij brief van 20 juni 2016 heeft de gemachtigde het bezwaar gemotiveerd. Volgens het bezwaarschrift dient de vastgestelde waarde tot € 120.000 te worden verlaagd omdat na aankoop is gebleken dat sprake is van overlast van dieren en hangjongeren.

2.3.

In de brief van 20 juni 2016 is met betrekking tot het horen het volgende vermeld:

“Indien u van plan bent het bezwaar geheel of gedeeltelijk af te wijzen, worden wij graag telefonisch gehoord en ten behoeve van de kwaliteit van deze telefonische hoorzitting vooraf verwittigd van de redenen om niet (geheel) toe te komen aan ons bezwaar. Tevens verzoeken wij u om vergoeding van de proceskosten voor het (telefonisch) horen.”

2.4.

De heffingsambtenaar (in de persoon van de heer [A] ) heeft op 28 juni 2016 telefonisch gesproken met (een medewerker van) de gemachtigde om een afspraak te maken voor een hoorzitting op het gemeentehuis. De gemachtigde heeft hierbij aangegeven een telefonische hoorzitting wenselijk te achten. De heffingsambtenaar heeft dit geweigerd.

2.5.

Op 1 juli 2016 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Ten aanzien van de weigering telefonisch te horen is in de uitspraak op bezwaar het volgende vermeld:

“In uw bezwaarschrift heeft u verzocht om te worden gehoord. Op 28 juni bent u telefonisch gevraagd een afspraak te maken voor een hoorzitting op het gemeentehuis. Hierop is te kennen gegeven dat een Kosteloosbezwaar.nl alleen een telefonische hoorzitting wenselijk acht. Tijdens dit telefoongesprek is uitgelegd dat het beleid van de Gemeente Huizen een telefonische zitting niet toelaat. Toegezegd is om de uitgebreide argumentatie in deze uitspraak zou worden verwoord.

Het beleid in de gemeente Huizen ten aanzien van het houden van hoorzittingen is gericht op een mondelinge behandeling in persoon. Dit beleid is mede gestoeld op ervaringen vanuit het verleden. De belangrijkste problemen die zich in de telefonische hoorzittingen voordoen zijn als volgt te omschrijven: de communicatie blijft beperkt en is vaak onvolledig, aanvullende stukken kunnen niet worden uitgewisseld, non verbale communicatie ontbreekt. In meer specifieke gevallen blijkt vaak dat het oorspronkelijke bezwaarschrift minimaal is gemotiveerd. Een hoorzitting moet dan als een waardevolle aanvulling worden bezien. Uitgaande van professionaliteit moet dit ook van uw kant worden herkend. Hiernaast sta ik het nauwgezet vastleggen van het gesprek in een verslag voor. Het verslag maakt onderdeel uit van de uitspraak. In die zin zijn de onderliggende stukken compleet en inzichtelijk ook wanneer sprake is van eventuele vervolgprocedures. De hoorzittingen worden in Huizen zo georganiseerd dat aan de aspecten van kwaliteit, zowel in directe zin van het te woord staan als in indirecte zin in de verslaglegging, wordt voldaan.

2.6.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. In beroep heeft hij geklaagd over schending van de hoorplicht en de Rechtbank verzocht de zaak terug te wijzen naar de heffingsambtenaar. De Rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld, maar zich beperkt tot de klacht over schending van de hoorplicht. Daarbij heeft de Rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar als uitgangspunt gehouden is aan een verzoek tot telefonisch horen tegemoet te komen, tenzij zwaarder wegende belangen van het bestuursorgaan zich hiertegen verzetten. De bewijslast dat sprake is van dergelijke zwaarwegende belangen rust volgens de Rechtbank op de heffingsambtenaar. Deze kan niet volstaan met het formuleren van standaardbeleid, maar dient concreet aan te geven waarom in het individuele geval de belangen van het bestuursorgaan zwaarder wegen dan die van belanghebbende. Omdat van een dergelijke belangenafweging niet is gebleken, had de heffingsambtenaar het verzoek tot telefonisch horen volgens de Rechtbank niet mogen weigeren. De Rechtbank heeft het beroep wegens schending van de hoorplicht daarom gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de zaak teruggewezen naar de heffingsambtenaar om opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 742 (bezwaar € 246 en beroep € 496) en de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 te vergoeden.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden door te weigeren de gemachtigde van belanghebbende telefonisch te horen. Daarnaast is in geschil of de Rechtbank terecht een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend en of voor de proceskosten in beroep de juiste wegingsfactor is toegepast.

3.2.

De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing