Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8067, 17/01310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8067, 17/01310

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 september 2018
Datum publicatie
21 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:8067
Formele relaties
Zaaknummer
17/01310

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Herstel onjuiste objectkenmerken bij nieuwe waardebeschikkingen. Vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/01310

uitspraakdatum: 11 september 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 oktober 2017, nummer AWB 17/2813, in het geding tussen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking met dagtekening 30 september 2015 is de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 11 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op € 344.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2015 (OZB) vastgesteld op € 433,78.

1.2.

Bij brief van 20 februari 2016 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking en aanslag van 30 september 2015. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 3 februari 2017 de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij brief van 7 februari 2017, gericht aan de heffingsambtenaar, reageert belanghebbende op de uitspraak op bezwaar van 3 februari 2017.

1.4.

Bij brief met dagtekening 3 februari 2017, opgesteld op 21 februari 2017, heeft de heffingsambtenaar verbeterde uitspraken op bezwaar gedaan waarbij hij de beschikking en de aanslag opnieuw heeft gehandhaafd.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft de brief van belanghebbende van 7 februari 2017 als beroepschrift doorgezonden aan de Rechtbank.

1.6.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de waarde verminderd tot € 295.000 en de aanslag OZB 2015 dienovereenkomstig verminderd.

1.7.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak aan de [a-straat] te [Z] . Het betreft een landgoed, zijnde een voormalige T-boerderij, waaraan door de gemeente in totaal drie huisnummers zijn toegekend. Huisnummer 11 betreft de woning waar belanghebbende zelf woont. Huisnummer 9 is een deel van het voorhuis. Dit deel wordt door belanghebbende als kantoor ten behoeve van het landgoed gebruikt. Huisnummers 9 en 11 zijn intern via een deur verbonden. Huisnummer 13 betreft het andere deel van het voorhuis en de deel die haaks op het voorhuis staat. Huisnummer 13 wordt verpacht.

2.2.

Bij beschikking op grond van de Wet WOZ met dagtekening 28 februari 2015 is de waarde van de onroerende zaken [a-straat] 9 en 11 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2014 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2015 vastgesteld op respectievelijk € 67.000 en € 216.000. Tegelijk met deze beschikking zijn de aanslagen OZB 2015 vastgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat het taxatieverslag behorende bij de waardebepaling voor het jaar 2015 voor [a-straat] 11 – voor zover van belang – een oppervlakte vermeldt van 48 m2 en een inhoud van 168 m3 voor een berging/schuur en een oppervlakte van 54 m2 en een inhoud van 135 m3 voor een tweede berging/schuur.

2.3.

In de beschikking van 28 februari 2015 is de heffingsambtenaar uitgegaan van twee afzonderlijke objecten voor de WOZ. Hij is nadien tot een ander inzicht gekomen. De heffingsambtenaar heeft daarom de oorspronkelijke WOZ-beschikkingen voor de nummers 9 en 11 op 31 maart 2015 vernietigd.

2.4.

Bij beschikking met dagtekening 30 september 2015 is de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 11 (voorheen [a-straat] 9 en 11) te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op € 344.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2015 vastgesteld.

2.5.

Ter onderbouwing van de waarde van de onroerende zaak, heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 31 juli 2017 door [A] , gediplomeerd WOZ-taxateur, waarin de waarde per waardepeildatum is getaxeerd op € 344.000. In dit taxatierapport zijn twee bijgebouwen in aanmerking genomen voor de onroerende zaak: een werktuigberging van 65 m2 met een waarde van € 4.225 en een garage/berging van 93 m2 met een waarde van € 32.550 (hierna tezamen: de twee bijgebouwen).

3 Geschil

3.1.

In geschil is enkel nog de vraag of bij vernietiging van een WOZ-beschikking wegens onjuiste objectafbakening andere fouten, te weten de objectkenmerken van de twee bijgebouwen met de nieuwe beschikking kunnen worden hersteld of dat algemene beginselen van behoorlijk bestuur in dit geval zich tegen een dergelijk herstel verzetten.

3.2.

De heffingsambtenaar bepleit dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich niet verzetten tegen het herstellen van de onjuiste objectkenmerken van de twee bijgebouwen.

3.3.

Belanghebbende bepleit dat hij, op grond van de eerdere waardebeschikkingen en de in het daarbij behorende taxatieverslag genoemde objectkenmerken van de twee bijgebouwen, ervan uit mocht gaan dat deze op een juiste wijze in de waardering waren betrokken, zodat deze fout niet meer in de nieuwe beschikking kan worden hersteld.

3.4.

Tussen partijen is niet meer in geschil dat als het gelijk aan de zijde van de heffingsambtenaar is de waarde moet worden vastgesteld op € 296.000 en dat indien het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, de waarde conform de uitspraak van de rechtbank moet worden vastgesteld op € 295.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing