Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8252, 17/00650
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8252, 17/00650
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 september 2018
- Datum publicatie
- 28 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8252
- Zaaknummer
- 17/00650
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Tenaamstelling beschikking. Waardevaststelling kantoorvilla.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00650
uitspraakdatum: 18 september 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2017, nummer UTR 16/3933 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 9 te [Z] (verder: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 911.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het gebruikersgedeelte opgelegd waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gebruikt.
Op het bezwaarschrift heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Voorafgaand aan het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde een nader stuk ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Belanghebbende is vertegenwoordigd door mr. [A] (hierna: de gemachtigde). Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] .
Bij brief van 19 maart 2018 heeft het Hof het onderzoek heropend om (de juistheid van) de tenaamstelling van het aanslagbiljet nader te onderzoeken. Bij brief van 25 april 2018 is de heer [X] opgeroepen om in persoon ter zitting te verschijnen teneinde nadere inlichtingen te geven over de tenaamstelling van het aanslagbiljet.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2018. Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Belanghebbende is in persoon verschenen vergezeld van de gemachtigde. Namens de heffingsambtenaar is niemand verschenen.
2 Vaststaande feiten
Met dagtekening 31 januari 2016 heeft de heffingsambtenaar de beschikking vastgesteld en de aanslag OZB opgelegd. Het biljet waarop de beschikking en de aanslag zijn verenigd, is als volgt tenaamgesteld en geadresseerd:
“ [C]
[a-straat] 9
[Z] ”
De onroerende zaak is eigendom van belanghebbende. Het betreft een karakteristieke kantoorvilla van traditionele bouwaard in de gemeente [Z] , bouwjaar 1910, gelegen op een perceel van ongeveer 1.200 vierkante meter. De onroerende zaak wordt in gedeelten gedurende kortere of langere tijd verhuurd aan verschillende huurders als congresruimte en als kantoorruimte. Onder meer het makelaarskantoor van belanghebbende houdt kantoor in de onroerende zaak. De kelderruimte wordt verhuurd als opslag.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij geoordeeld dat, ten eerste, in strijd met de goede procesorde is gehandeld door voor het eerst ter zitting in eerste aanleg het standpunt in te nemen dat de aanslag en de beschikking onjuist tenaamgesteld zijn en, ten tweede, dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane waarde van de onroerende zaak niet te hoog is.
In het nadere stuk dat voorafgaande aan het onderzoek ter zitting is ingekomen, heeft belanghebbende aangegeven dat de hogerberoepsgronden beperkt worden tot in ieder geval de in dat stuk genoemde specifieke punten.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2015.
Belanghebbende heeft ter nadere zitting verklaard dat hij een waarde voorstaat van € 499.000. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 499.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag.
De heffingsambtenaar verdedigt de door hem voorgestane waarde van de onroerende zaak van € 911.000 en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zitting.
Belanghebbende heeft zijn grief over schending van de hoorplicht ingetrokken.