Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8334, 18/00009

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8334, 18/00009

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 september 2018
Datum publicatie
28 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:8334
Formele relaties
Zaaknummer
18/00009

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Omvang eigenwoningschuld na aankoop en verbouwing woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00009

uitspraakdatum: 18 september 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 november 2017, nummer AWB 16/7827, ECLI:NL:RBGEL:2017:6127, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de aanslag verminderd en het in rekening gebrachte bedrag aan belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd en het in rekening gebrachte bedrag aan belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote woonden tot 31 augustus 2009 in een woning aan de [a-straat] 231 te [Z] (hierna: de voormalige woning). Per die datum zijn zij verhuisd naar een woning aan de [b-straat] 185 te [Z] (hierna: de huidige woning).

2.2.

De voormalige woning was gefinancierd met een hypothecaire geldlening bij ABN AMRO (hierna: lening oud) en kwalificeerde tot aan de verhuizing als eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (tekst 2013, hierna: Wet IB 2001). Daarna heeft de voormalige woning leeg te koop gestaan en werd deze op grond van artikel 3.111, tweede lid, van de Wet IB 2001 aangemerkt als eigen woning. Per 1 januari 2013 is de driejaarstermijn als genoemd in dat artikellid geëindigd. Op dat moment vertegenwoordigde de voormalige woning een waarde in het economische verkeer van € 924.000 en bedroeg de hypothecaire schuld (lening oud) € 725.000.

2.3.

De huidige woning is in 2008 gekocht voor € 1.355.000 kosten koper. Na aankoop heeft er een ingrijpende verbouwing plaatsgevonden. De totale kosten van aankoop, verbetering en onderhoud van de huidige woning bedragen hierdoor € 2.235.000.

2.4.

Ter financiering van de huidige woning hebben belanghebbende en zijn echtgenote nieuwe geldleningen afgesloten bij ABN AMRO, te weten een hypothecaire geldlening van € 1.200.000 (hierna: lening nieuw) en een overbruggingskrediet van € 400.000. Op het overbruggingskrediet is in 2010 een bedrag van € 90.000 afgelost. Het restant van € 310.000 is per 1 oktober 2010 omgezet in een geldlening bij [A] BV (hierna: lening [A] ), van welke vennootschap belanghebbende de aandelen bezit. De daarvan opgemaakte overeenkomst van geldlening luidt, voor zover van belang, als volgt:

“in aanmerking nemend dat:

 Schuldenaars een huis aan de [b-straat] hebben gekocht en verbeteringen aan dit huis hebben aangebracht voor een totaalbedrag van meer dan € 2.350.000,-;

 Schuldenaars ter financiering van deze woning onder andere een hypothecaire schuld ad € 1.200.000,- zijn aangegaan bij ABN AMRO Bank N.V. met deze woning als onderpand;

 Schuldenaars voor de verdere financiering o.a. een overbruggingskrediet bij ABN AMRO hebben opgenomen ad € 400.000,- welke deels door deze lening zal worden vervangen;

 Schuldenaars verder in 2009, om grote additionele bancaire kosten te besparen, een herallocatie van bestaande schulden welke met een hypotheek op het huis aan de [a-straat] 231 zijn verzekerd, hebben doorgevoerd waardoor een bedrag van minimaal € 567.500,- (inclusief deze lening), boven de hypothecaire schuld ad € 1.200.000,- aan schuld in verband met de aankoop van de woning aan de [b-straat] 185 te [Z] kan worden gealloceerd; (…)”

2.5.

In zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2012 heeft belanghebbende de betaalde rente op de lening oud, de lening nieuw en het overbruggingskrediet respectievelijk de lening [A] in aftrek gebracht als aftrekbare kosten eigen woning als bedoeld in artikel 3.120, eerste lid, van de Wet IB 2001.

2.6.

Naar aanleiding van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 hebben belanghebbende en de Inspecteur telefonisch overleg gehad en over en weer gecorrespondeerd over het geclaimde bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning.

2.7.

In zijn brief aan de Inspecteur van 30 mei 2012 schrijft belanghebbende:

“Zoals in mijn vorige schrijven uitdrukkelijk staat gemeld heeft het bedrag van de lening ad Euro 310.000,-- betrekking op de kosten in verband met het huis aan de [b-straat] 185. Verder is ook minimaal een bedrag ad Euro 155.750,- van de overige leningen alloceerbaar aan het huis aan de [b-straat] 185 zodat boven de hypothecaire lening ad Euro 1.200.000,-- minimaal Euro 567.500,-- als leningen t.b.v. de woning aan de [b-straat] 185 dienen te gelden. Ik behoud mij het recht voor indien nodig een hoger bedrag aan leningen aan de [b-straat] 185 te alloceren.”

2.8.

In zijn brief aan de Inspecteur van 5 juni 2012 schrijft belanghebbende:

“Zoals uit bijlage D moge blijken heeft een bedrag van ten minste Euro 2.221.731,-- betrekking op de woning aan de [b-straat] 185 te [Z] . Dat hiervoor ook op de woning aan de [a-straat] 231 een hypotheek is gehandhaafd geeft ons het recht ook na 2012 (indien het huis aan de [a-straat] alsdan nog niet is verkocht) de rente op de leningen tot een bedrag van hoofdsom ad Euro 2.221.731,-- in aftrek te brengen. Na de verkoop van het huis aan de [a-straat] 231 zal het hypotheekdeel ad Euro 725.000,-- alsmede het deel ad Euro 310.000,-- uit de verkoopopbrengst worden terugbetaald. Op een eventuele restschuld zal alsdan de aftrek van hypotheekrente mogelijk blijven.”

2.9.

Bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2012 heeft de Inspecteur het in de aangifte geclaimde bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning in aftrek toegelaten. Op de brief van belanghebbende van 5 juni 2012 heeft de Inspecteur niet meer gereageerd.

2.10.

Ook in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft belanghebbende de betaalde rente op de lening oud, de lening nieuw en de lening [A] , in totaal € 132.251, als aftrekbare kosten eigen woning in aanmerking genomen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 105.676. De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen is bij de echtgenote in aanmerking genomen.

2.11.

De Inspecteur heeft het in aftrek gebrachte bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning deels gecorrigeerd, omdat de rente op de lening oud niet langer aftrekbaar zou zijn wegens het verstrijken van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 3.111, tweede lid, van de Wet IB 2001. Bovendien moet volgens de Inspecteur de eigenwoningschuld voor de huidige woning met € 310.000 worden verminderd tot € 1.200.000 wegens een in aanmerking te nemen eigenwoningreserve, zodat niet het volledige bedrag aan betaalde rente op de lening nieuw en de lening [A] aftrekbaar is. Hierdoor bedraagt de correctie van het aangegeven inkomen uit werk en woning in totaal € 65.178.

2.12.

De aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 is met inachtneming van deze correctie vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.854.

2.13.

Naar aanleiding van het bezwaar heeft de Inspecteur een bedrag van € 73.277 aan rente als aftrekbare kosten eigen woning in aftrek toegelaten. Bij uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 164.650.

2.14.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het belastbaar inkomen uit werk en woning verder verminderd tot € 153.526. De eigenwoningschuld is bepaald op € 1.510.000 (saldo lening nieuw en lening [A] ), waardoor een bedrag van € 84.400 (€ 72.000 plus € 12.400) - de uitspraak vermeldt abusievelijk € 84.800 - aan rente als aftrekbare kosten eigen woning in aftrek kan worden gebracht. De betaalde rente op de lening oud van € 47.850 heeft de Rechtbank niet in aftrek toegelaten.

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1.

In geschil is of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 naar het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het ingevolge artikel 3.120 van de Wet IB 2001 in aanmerking te nemen bedrag aan aftrekbare kosten eigen woning.

3.2.

Primair betoogt belanghebbende dat op grond van gewekt en in rechte te honoreren vertrouwen het volledige bedrag aan rente op de lening oud, de lening nieuw en de lening [A] voor aftrek in aanmerking komt. Subsidiair betoogt belanghebbende dat een deel van de lening oud moet worden gerekend tot de eigenwoningschuld van de huidige woning, dat de eigenwoningschuld hierdoor € 1.767.500 bedraagt en dat een bedrag van (€ 132.251 € 22.795 =) € 109.456 aan aftrekbare kosten eigen woning in aanmerking moet worden genomen. Meer subsidiair betoogt belanghebbende dat de eigenwoningschuld € 1.600.000 bedraagt en dat een bedrag van (€ 132.251 € 41.910 =) € 90.341 aan aftrekbare kosten eigen woning in aanmerking moet worden genomen.

3.3.

De Inspecteur weerspreekt dat in het kader van de aanslagregeling voor het jaar 2009 vertrouwen is gewekt dat de rente op de lening oud ook na 2012 voor aftrek in aanmerking komt. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat na ommekomst van de driejaarstermijn van artikel 3.111, tweede lid, van de Wet IB 2001 de voormalige woning niet meer als eigen woning kwalificeert en deze met de daarop rustende hypothecaire schuld van € 725.000 (saldo lening oud) verhuist van box 1 naar box 3. Ter zake hiervan wordt volgens de Inspecteur een fictieve vervreemding in aanmerking genomen, met als gevolg dat er een eigenwoningreserve ontstaat. De lening oud kan niet overgaan naar de huidige woning, omdat die is aangegaan ter verwerving van de voormalige woning en niet van de huidige woning. Volgens de Inspecteur bedraagt de eigenwoningschuld € 1.510.000 (saldo lening nieuw en lening [A] ) en komt een bedrag van € 84.400 aan aftrekbare kosten eigen woning voor aftrek in aanmerking.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing