Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8473, 17/00774 t/m 17/00776
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8473, 17/00774 t/m 17/00776
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 september 2018
- Datum publicatie
- 9 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8473
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1330
- Zaaknummer
- 17/00774 t/m 17/00776
Inhoudsindicatie
OB. Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard? Ontbrekende motivering.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers: 17/00774 tot en met 17/00776
uitspraakdatum: 25 september 2018
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2017, nummers AWB 16/1935 tot en met AWB 16/1937, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd van € 8.228, alsmede bij beschikking een boete van € 822. Tevens is bij beschikking € 1.032 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 1.856, alsmede bij beschikking een boete van € 185. Tevens is bij beschikking € 183 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 30 september 2014 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 7.075, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 1.233. Tevens is bij beschikking € 433 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar van 16 februari 2016 heeft de Inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur is ambtshalve aan het bezwaar tegen de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 30 september 2014 gedeeltelijk tegemoetgekomen en heeft deze naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 5.219. Verder heeft hij de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente verminderd tot respectievelijk € 1.047 en € 244.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende dreef in de onderhavige jaren een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de handelsnaam [A] ( [A] ). De ondernemingsactiviteiten bestonden voornamelijk uit consultancywerkzaamheden. Belanghebbende lijdt aan de ziekte van Crohn.
Op 14 januari 2015 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften OB over het tijdvak 1 april 2014 tot en met 30 september 2014. Dit onderzoek is vervolgens uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 en de balanspost OB per 31 december 2013. Het rapport van het boekenonderzoek heeft als dagtekening 11 augustus 2015.
Met dagtekening 26 september 2015 is de naheffingsaanslag OB over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 opgelegd. Met dagtekening 29 oktober 2015 zijn de naheffingsaanslagen OB over de tijdvakken 1 januari tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 30 september 2014 opgelegd.
Belanghebbende maakt tegen de naheffingsaanslagen bij brieven van 8 oktober 2015 en 12 november 2015 bezwaar. In de brief van 8 oktober is het volgende opgenomen:
“Geachte lezer,
Bijgaand wil ik bezwaar maken tegen de bovenvermelde aanslag.
Ik ga proberen binnen 6 weken u een onderbouwing te sturen.
Op dit moment ben ik geveld door mijn ziekte van Crohn en kan ik niet zo heel veel.
Met dank voor uw begrip en moeite.”
In de brieven van 12 november is het volgende opgenomen:
“Betreft: bezwaar aanslagnummer [00000] .F.03.1501
Jaarvak 2011
Geachte lezer,
Naar aanleiding van bovengenoemde naheffingsaanslag wil ik hierbij kenbaar maken bezwaar te maken tegen deze aanslag. Ik zal binnen u binnen zes weken mijn bezwaar kenbaar maken.
Met dank voor uw begrip.
Voor verdere vragen kunt u mij bereiken per mail [X] .com of per telefoon [00001] .”
Bij separate brief van 12 november 2015 geeft belanghebbende aan dat hem niet duidelijk is waarop de naheffingsaanslag voor het jaar 2012 is gebaseerd.
“Geachte lezer,
Dank voor uw brief.
Het is mij niet geheel duidelijk waar u uw aanslag op is gebaseerd. Graag verneem ik van u.”
Daarop heeft de Inspecteur bij brief van 4 december 2015 het rapport van het boekenonderzoek toegestuurd aan belanghebbende.
De Inspecteur heeft belanghebbende meerdere malen, te weten op 20 en 25 november 2015 (tijdvak 2011), 19 oktober, 17 november en 4 december 2015 (tijdvak 2012), 20 november 2015 en 8 januari 2016 (tijdvak 2012 t/m 2014) verzocht om de bezwaarschriften te motiveren. Daarbij is belanghebbende gemaand binnen de gegeven termijn een motivering in te sturen en is tevens aangegeven dat de bezwaren bij het uitblijven van een motivering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op 6 januari 2016 schrijft belanghebbende een brief aan de Inspecteur. Hierin staat het volgende:
“Geachte heer [B] ,
Hartelijk voor uw informatievraag, graag wil ik u een gelukkig en gezond 2016 toewensen als eerste.
Mijn vraag die ik aan u heb is of u mij duidelijkheid kunt verschaffen aan wie ik mijn bezwaarschriften moet richten. Zoals uit bijgesloten informatie blijkt dat zowel u kantoor als kantoor Utrecht om informatie vraagt. Kunt mij duiden bij welk kantoor ik moet zijn?
Bijgesloten ook de uitstel va betaling van de ontvanger/ Kantoor Zwolle voor 4 maanden gerekend vanaf 26 november. Wellicht kunnen we deze tijd gebruiken om te achterhalen bij welk kantoor ik moet zijn en ik mijn bezwaarschriften aan het juiste kantoor kan richten.
Ik hoop dat u mij dit schrijven niet euvel duidt, het is mij niet duidelijk tot wie ik mij moet wenden.
Met dank voor uw begrip en moeite.”
Bij brief van 27 januari 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten met wie hij contact kan opnemen voor de afhandeling van de bezwaarschriften en belanghebbende voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld de bezwaarschriften binnen twee weken na dagtekening van de brief te motiveren. Daarbij heeft de Inspecteur aangegeven dat bij het ontbreken van de motivering de niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaren zal volgen.
In een brief van 27 januari 2016 schrijft belanghebbende het volgende:
“Geachte lezer,
Bijgaand treft u een kopie aan van mijn correspondentie van 6 januari jongstleden aan uw collega Kantoor Zwolle. Ik hoop dat u mij niet euvel duidt zekerheid te vragen aan wie ik mijn
bezwaarschrift moet richten. Wellicht heeft uw collega al contact met u opgenomen omtrent deze kwestie.”
Bij uitspraken op bezwaar van 16 februari 2016 verklaart de Inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een motivering van de bezwaren.
In een brief met dagtekening 12 februari 2016, door de Inspecteur ontvangen op 16 februari 2016, schrijft belanghebbende het volgende:
“Geachte heer [B] ,
Dank voor uw schrijven en de helderheid aan wie ik mijn bezwaarschrift inhoudelijk moet richten.
Ten aanzien van de aanslag van 2011 aanslagnummer F.03.1501 met een bedrag van €10.082 wil ik u vragen de boete in mindering te brengen. In de aangifte van 2011 heb ik het verschuldigde bedrag aan BTW opgenomen. In mijn veronderstelling (en afspraak) met mijn toenmalige accountant ben ik er van uit gegaan dat zij ook de suppletie zouden verrichten. Dit is helaas niet gebeurt, zie ook het mailverkeer met dit kantoor. Dat is spijtig en niet mijn bedoeling geweest, waarvoor excuses.
Ten aanzien van de aanslagen van 2012 met het aanslagnummer F.03.2501 met een bedrag van €2224 is mijn insziens een overlap met de naheffingsaanslag F.03.4501, periode van 01-1-2012 tot en met 30-9-2014, met een bedrag van € 8.741. Hier zit volgens mij een dubbeltelling in. Beide aanslagen gaan over de periode 2012.
Mijn aangifte van 2014 wordt komende maand gedaan zodat dan ook een reëel beeld ontstaat van de bovengenoemde aanslagen.
Ik zou dan ook graag in de gelegenheid gesteld willen worden om deze aanslagen samen met mijn nieuwe accountantskantoor [C] Accountants te [D] na te rekenen. Zij hebben aangegeven medio maart hier tijd voor vrij te kunnen maken zodat we eind maart naar u onderbouwd schriftelijk kunnen reageren. Ik hoop dat u mij daarvoor in de gelegenheid wilt stellen.
Met dank voor uw begrip en moeite.”
3 Geschil
In geschil is de vraag of de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard, hetgeen belanghebbende stelt en de Inspecteur betwist. Indien belanghebbende in het gelijk wordt gesteld, heeft hij verzocht de Inspecteur opnieuw te laten beslissen op de bezwaren. Belanghebbende heeft daarbij aangegeven dat hij de hoogte van de naheffingsaanslagen niet langer betwist.