Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8502, 17/00912 en 17/00913

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8502, 17/00912 en 17/00913

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 september 2018
Datum publicatie
28 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:8502
Formele relaties
Zaaknummer
17/00912 en 17/00913

Inhoudsindicatie

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat zij meer rente heeft betaald dan het bedrag waarmee bij het vaststellen van de aanslag rekening is gehouden.

De verzuimboete is terecht opgelegd.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 17/00912 en 17/00913

uitspraakdatum: 25 september 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2017, nummers LEE 17/152 en LEE 17/153, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Het bedrag van de boete heeft hij in stand gelaten.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Bij brief met dagtekening 28 februari 2015 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2014. Volgens de in beginsel van toepassing zijnde Beconregeling zou volgens een tot de stukken van het geding behorende schermuitdraai van de Belastingdienst uitstel voor het indienen van de aangifte worden verleend tot 1 mei 2016, maar die regeling is voor deze aangifte geblokkeerd, omdat voor het voorafgaande jaar niet tijdig aangifte was gedaan. Er werd uitstel verleend tot 1 september 2015. Bij brief van 29 september 2015 is aan belanghebbende een herinnering gezonden en bij brief van 28 oktober 2015 een aanmaning. Daarbij heeft de Inspecteur belanghebbende een termijn tot 11 november 2015 gesteld om aangifte te doen. Op 12 februari 2016 is de aangifte door de Inspecteur ontvangen.

2.2.

Belanghebbende woont samen met [A] . Zij is ondernemer. In haar balans voor het jaar 2014 maakte zij melding van een bedrijfsschuld aan een kredietinstelling van € 140.305 en een totaalbedrag aan kortlopende schulden van € 195.431. Als kosten van schulden en rentelasten vermeldde zij een bedrag van € 10.988.

2.3.

Blijkens een tot de stukken van het geding behorend jaaroverzicht van de ING-Bank heeft belanghebbende in 2014 een bedrag van € 10.391,93 aan zakelijke rente betaald.

2.4.

De aanslag in de IB/PVV is overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van € 344. Na door belanghebbende tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd ter zake van de thans niet meer in geschil zijnde hoogte van de niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of bij de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2014 voldoende rekening is gehouden met door belanghebbende betaalde rente en of de verzuimboete terecht is opgelegd, welke beide vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt dat zij een achtergestelde lening heeft gesloten met [A] , op grond waarvan zij in 2014 aan rente een bedrag van € 2.400 heeft betaald, waarvan zij in haar aangifte geen melding had gemaakt en dat daarom bij de aanslagregeling niet in aanmerking is genomen. Dit geldt eveneens voor het bedrag aan zakelijke rente, betaald aan de ING-Bank. Voorts stelt zij dat de bedragen van de belastingrente en de verzuimboete dienen te worden verminderd in geval van vermindering van het bedrag van de belasting.

3.3.

De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing