Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8718, 17/00356

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8718, 17/00356

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 oktober 2018
Datum publicatie
12 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:8718
Formele relaties
Zaaknummer
17/00356

Inhoudsindicatie

BPM. Verzoek om teruggaaf afgewezen omdat de verschuldigde BPM niet was betaald. Nevenvorderingen.

Uitspraak

nummer 17/00356

uitspraakdatum: 3 oktober 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

VOF [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 maart 2017, nummer AWB 15/5671, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur) en

de Staat der Nederlanden (Minister voor Rechtsbescherming: hierna de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft bij de Inspecteur een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan. Dit verzoek is door de Inspecteur bij beschikking afgewezen (hierna: de teruggaafbeschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de teruggaafbeschikking bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 2 maart 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 5 juli 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende handelt in (gebruikte) personenauto’s. Belanghebbende was eigenaar en houder van een auto van het merk BMW, type 635d, met kenteken [00-YYY-0] (hierna: de auto).

2.2.

Vóór belanghebbende was een ander (waren anderen) dan belanghebbende eigenaar en houder van de auto (hierna te noemen: de eerste eigenaar). De eerste eigenaar heeft de auto destijds geëxporteerd. In verband daarmee is op verzoek aan de eerste eigenaar op 31 december 2013 een teruggaaf BPM wegens export van de auto verleend van € 9.993.

2.3.

Op 17 maart 2014 is de auto door de toenmalige eigenaar en houder van de auto (hierna te noemen: de tweede eigenaar) wederom geïmporteerd. Er is door die tweede eigenaar van de auto ter zake van de invoer aangifte gedaan voor de BPM ten bedrage van € 3.585. De in de aangifte vermelde BPM is door de tweede eigenaar van de auto echter niet voldaan. De Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: RDW) heeft voor de auto niettemin een kenteken afgegeven ( [00-YYY-0] ) en de auto opnieuw te naam gesteld in het kentekenregister.

2.4.

Vervolgens is belanghebbende eigenaar en houder van de auto geworden.

2.5.

Belanghebbende heeft de tenaamstelling van de auto in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens doen beëindigen in verband met de overbrenging van de auto naar Duitsland en de registratie in het kentekenregister van dat land. In dat kader heeft zij bij brief van 18 september 2014, bij de Inspecteur ingekomen op 22 september 2014, op grond van artikel 14a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) verzocht om teruggaaf van BPM wegens export. Het bedrag van de verzochte teruggaaf is € 7.185.

2.6.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 31 december 2014 dit verzoek van belanghebbende afgewezen.

2.7.

Belanghebbende heeft op 13 januari 2015 bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking.

2.8.

Wegens het uitblijven van de voldoening van de verschuldigde BPM door de tweede eigenaar van de auto, heeft de Inspecteur met dagtekening 1 juni 2015 een naheffingsaanslag opgelegd. Tot de gedingstukken behoort een door de Inspecteur overgelegd stuk, afkomstig van de ontvanger van de Belastingdienst, waaruit volgt dat de tweede eigenaar van de auto de verschuldigde BPM op 1 juni 2016, en tot op heden, nog niet heeft voldaan.

2.9.

Bij uitspraak op bezwaar van 5 augustus 2015 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende afgewezen nu bij de registratie van de auto in het kentekenregister op 17 maart 2014 geen BPM is betaald en aldus op het moment van export door belanghebbende op de auto geen zogenoemde rest BPM drukte.

2.10.

Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 2 maart 2017 ongegrond verklaard. Belanghebbendes verzoek om immateriëleschadevergoeding is door de Rechtbank toegewezen. De Rechtbank heeft de Inspecteur respectievelijk de Staat veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 240 respectievelijk € 260. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur respectievelijk de Staat veroordeeld in de vergoeding van proceskosten ten bedrage van elk € 247,50 alsmede vergoeding van het griffierecht elk voor een bedrag van € 165,50.

2.11.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij faxbericht van 28 maart 2017. Van belanghebbende is griffierecht geheven ten bedrage van € 501.

3 Geschil

In geschil is of het verzoek om teruggaaf terecht is afgewezen. Voorts zijn de rentevergoeding alsmede de proceskosten in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing