Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8750, 18/00047 en 18/00696

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8750, 18/00047 en 18/00696

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 oktober 2018
Datum publicatie
19 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:8750
Zaaknummer
18/00047 en 18/00696

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Autohandelaar en handelaar in oude metalen. Redelijke schatting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00047 en 18/00696

uitspraakdatum: 9 oktober 2018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2017, zaaknummers AWB 16/7405 en 16/7571, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.500. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 43. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 369.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 26.996 Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 59.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 november 2017 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld door indiening van een aangiftebiljet IB/PVV voor het jaar 2014. De Inspecteur heeft dit geschrift als hogerberoepschrift op de voet van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgestuurd naar het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft het hoger beroep geregistreerd onder de nummers 18/00047 (IB/PVV) en 18/00696 (ZVW).

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] . Belanghebbende is uitgenodigd voor de zitting bij aangetekende brief van 12 juni 2018, geadresseerd aan het door hem opgegeven adres [a-straat 1] te [Z] , maar is, zonder kennisgeving aan het Hof, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is autohandelaar en handelaar in oude metalen. In 2014 bevond zich een aantal personenauto’s in voorraad bij belanghebbende.

2.2

Belanghebbende heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, zijn aangifte IB/PVV/ZVW 2014 niet (tijdig) ingediend. De Inspecteur heeft daarom ambtshalve aanslagen aan belanghebbende opgelegd. De aanslag is gedagtekend 28 mei 2016.

2.3

De Inspecteur heeft de winst uit onderneming geschat op € 26.996. Ter onderbouwing daarvan is de Inspecteur uitgegaan van de door belanghebbende zelf voor de heffing van de omzetbelasting voor het tijdvak 2014 aangegeven omzet. Belanghebbende heeft enerzijds op eigen naam aangifte voor de omzetbelasting gedaan ter zake van een omzet van € 61.776 van zijn eenmanszaak. Anderzijds is door de vennootschap [C] , waarin belanghebbende als één van de twee vennoten gerechtigd was, aangifte voor de omzetbelasting gedaan van een omzet van € 138.624. De Inspecteur heeft op de genoemde omzet van € 61.776, vermeerderd met 50 percent van € 138.624, in totaal derhalve € 131.088, 70 percent aan kosten, alsmede de zelfstandigen- en startersaftrek en 14 percent MKB-winstvrijstelling in mindering gebracht. De Inspecteur heeft verder een bedrag van € 5.000 bijgeteld wegens het privégebruik van een personenauto met een cataloguswaarde van € 20.000. Het inkomen is vastgesteld op € 26.996, hetgeen na verliesverrekening heeft geleid tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.500 respectievelijk een bijdrage-inkomen van € 26.996.

2.4

De Inspecteur heeft de door belanghebbende ingediende, en door de Inspecteur op 12 augustus 2016 ontvangen, bezwaarschriften wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft de bezwaarschriften tevens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 9.6, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Deze verzoeken heeft de Inspecteur afgewezen. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen van de Inspecteur. Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur met overeenkomstige toepassing van artikel 7:1a van de Awb ermee ingestemd dat het indienen van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering achterwege blijft en dat het geschil door de Rechtbank in behandeling wordt genomen (rechtstreeks beroep).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur een redelijke schatting van de winst van belanghebbendes ondernemingen heeft gemaakt.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, naar het Hof begrijpt, vernietiging van de bestreden boetebeschikking, vermindering van de bestreden aanslagen tot een aanslag, opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en tot vaststelling van een verlies van € 2.000 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikkingen belastingrente.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing