Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8809, 18/00058
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8809, 18/00058
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2018
- Datum publicatie
- 19 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8809
- Zaaknummer
- 18/00058
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Bezwaarschriften van twee onafhankelijk van elkaar opererende gemachtigden. Bezwaarschrift tweede gemachtigde terecht buiten behandeling gelaten?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00058
uitspraakdatum: 9 oktober 2018
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2017, nummer AWB 17/3773, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Tribuut (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 298.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat het griffierecht aan belanghebbende wordt vergoed.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Het aanslagbiljet waarin de beschikking en aanslag zijn verenigd is gedagtekend 30 april 2017.
Op 1 mei 2017 heeft [A] van [B] .nl namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking en aanslag (hierna ook: het eerste bezwaar). Bij dat bezwaarschrift is een op 29 april 2017 door belanghebbende ondertekende volmacht gevoegd, waarin “ [A] [B] .nl” wordt gemachtigd belanghebbende te vertegenwoordigen in - onder meer - “alle aangelegenheden aangaande de aanslag lokale belastingen alsmede de daarop vermelde WOZ beschikking(en)”, waaronder begrepen het maken van bezwaar. De volmacht voorziet in een recht van substitutie en houdt onder meer in dat een aanhangig bezwaar kan worden ingetrokken.
Op 4 mei 2017 heeft [C] van [D] (hierna: [C] ( [D] )) namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking en aanslag (hierna ook: het tweede bezwaar). Bij dat bezwaarschrift is een op 3 mei 2017 door belanghebbende ondertekende volmacht gevoegd, waarin onder andere [C] wordt gemachtigd belanghebbende te vertegenwoordigen in - onder meer - “alle aangelegenheden aangaande de aanslag lokale belastingen alsmede de daarop vermelde WOZ beschikking(en)”, waaronder begrepen het maken van bezwaar. Deze volmacht voorziet eveneens in een recht van substitutie.
Op 26 mei 2017 heeft de heffingsambtenaar van [B] .nl een mail ontvangen met daarbij gevoegd een lijst met intrekkingen betreffende meerdere aanhangige bezwaarprocedures van verschillende personen. Op die lijst staat de naam van belanghebbende, onder vermelding van zijn adresgegevens en het aanslagbiljetnummer.
Na hieraan te zijn herinnerd, heeft de heffingsambtenaar bij brief van 29 juni 2017 de ontvangst van het tweede bezwaar bevestigd. De heffingsambtenaar geeft in de brief te kennen dat belanghebbende reeds op 1 mei 2017 via een andere gemachtigde bezwaar heeft gemaakt en dat het door [C] ( [D] ) ingediende bezwaarschrift niet in behandeling zal worden genomen, aangezien het niet mogelijk is om tweemaal bezwaar te maken tegen dezelfde aanslag.
Eveneens op 29 juni 2017 heeft belanghebbende aan de heffingsambtenaar een mail gestuurd die, voor zover van belang, luidt als volgt:
“Ik kreeg net een tel. van [D] ; er is iets mis gegaan. Het bleek dat [B] .nl ook kontakt met u heeft gehad. Ik heb de machtiging bij [B] per abuis afgegeven in de veronderstelling dat het een en dezelfde was; ik heb de machtiging bij hun ingetrokken. U hoeft dus alleen te reageren op [D] .”
Bij brief van 4 juli 2017 heeft de heffingsambtenaar hierop gereageerd. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“In uw e-mail van 30 juni 2017 [Hof: bedoeld is 29 juni 2017] verzoekt u mij te reageren op het bezwaarschrift van [D] .
Op 1 mei 2017 heeft uw gemachtigde, [B] .nl, namens u bezwaar gemaakt tegen de aan u opgelegde aanslag met nummer [00000] .
Vervolgens maakt ook [D] , op 4 mei 2017, bezwaar namens u tegen deze aanslag.
Het is niet mogelijk meerdere keren bezwaar tegen een aanslag in te dienen. Ik zal het bezwaar dat [D] namens u heeft ingediend dan ook niet in behandeling nemen. In mijn brief van 29 juni 2017 heb ik [D] hiervan reeds op de hoogte gesteld.”
Op 5 juli 2017 heeft belanghebbende hierop per mail gereageerd. De mail luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Ik heb waarschijnlijk per abuis [B] .nl gemachtigd; deze machtiging is ondertussen ook weer ingetrokken.
U hoeft dus alleen te reageren op het bezwaar van [D] en vergeet het bezwaar van [B] .nl.”
Bij uitspraak op bezwaar van eveneens 5 juli 2017 is het tweede bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, om reden dat het niet mogelijk is om tweemaal bezwaar te maken tegen dezelfde aanslag. Het door [C] ( [D] ) ingediende bezwaarschrift is inhoudelijk verder niet behandeld.
Tegen die uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende tijdig beroep ingesteld.
Volgens de Rechtbank dient het door [C] ( [D] ) binnen de bezwaartermijn ingediende bezwaarschrift te worden aangemerkt als een aanvulling op het eerste bezwaar, omdat het niet mogelijk is om twee keer bezwaar te maken. Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat de mail van [B] .nl van 29 mei 2017 redelijkerwijs niet anders kan worden geduid dan als een uitdrukkelijke intrekking van het bezwaar. Op een dergelijke intrekking kan volgens de Rechtbank niet worden teruggekomen, tenzij de intrekking van het bezwaar binnen de bezwaartermijn weer ongedaan wordt gemaakt. De mail van belanghebbende van 29 juni 2017 (de uitspraak vermeldt abusievelijk 30 juni 2017) waarmee belanghebbende de intrekking ongedaan heeft willen maken is echter ontvangen buiten de bezwaartermijn. Gelet op de verleende volmacht, mocht en kon de heffingsambtenaar er naar het oordeel van de Rechtbank vanuit gaan dat [B] .nl bevoegd was om het bezwaar in te trekken. Tenslotte heeft de Rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar het tweede bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien dit bezwaar als aanvulling op het eerste bezwaar dient te worden aangemerkt. De uitspraak op bezwaar is om die reden vernietigd.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Desgevraagd heeft de heffingsambtenaar ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat zijn verweerschrift niet (tevens) als een incidenteel hoger beroep moet worden opgevat. In de uitspraak van de Rechtbank wordt berust.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar het door [C] ( [D] ) ingediende bezwaarschrift terecht buiten behandeling heeft gelaten.