Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8933, 17/00838
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8933, 17/00838
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2018
- Datum publicatie
- 12 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8933
- Zaaknummer
- 17/00838
Inhoudsindicatie
Door het ontbreken van een onderbouwing van de zonering en tariefdifferentiatie mist de Verordening reclamebelasting 2014 van de gemeente Harlingen verbindende kracht.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 17/00838
uitspraakdatum: 9 oktober 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 juli 2017, nummer LEE 15/2967, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Harlingen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2015 opgelegd ten bedrage van € 276.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert een door haar als cadeau/sfeerwinkel aangeduide onderneming met de naam " [A] ". De winkel is gelegen aan de [a-straat 1] te [Z] .
De stichting " [B] " beheert de opbrengst van de reclamebelasting in Harlingen (het ondernemersfonds). Het ondernemersfonds heeft alleen betrekking op de binnenstad van Harlingen.
De Raad van de gemeente Harlingen heeft bij besluit van 13 november 2013 de "Verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2014" (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
"(..)
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging welke is aangebracht in of op het pand en zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel 3 Belastingplicht
1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.
(..)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven per vestiging, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
(..)
Artikel 6 Belastingtarief
Het tarief bedraagt voor het hebben van één of meerdere openbare aankondiging per vestiging:
1. In tariefgebied A van het centrum van Harlingen € 276,00 per jaar.
2. In tariefgebied B van het centrum van Harlingen € 192 per jaar.
(..)"
Het pand van belanghebbende is gelegen in tariefgebied A. Voor openbare aankondigingen buiten de beide zojuist vermelde tariefgebieden wordt door de gemeente geen reclamebelasting geheven.
3 Geschil
In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de zonering als zodanig in strijd is met de Gemeentewet, omdat de heffing is gerelateerd aan individueel profijt. Voorts stelt zij dat bij de tariefstelling sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur, beide als beginsel van behoorlijke wetgeving. Zij voert daartoe aan dat niet alle ondernemers in de heffing worden betrokken en dat het van haar geheven bedrag even hoog is als dat van een filiaal van een groot winkelbedrijf. Zij concludeert tot vernietiging van de aanslag en tot vergoeding van proceskosten ten bedrage van € 500.
De heffingsambtenaar heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.