Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9054, 17/01166
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9054, 17/01166
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2018
- Datum publicatie
- 19 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9054
- Zaaknummer
- 17/01166
Inhoudsindicatie
Bedrijfspand met inpandige woning in aanbouw. Vervangingswaarde. Waardering inclusief BTW. Eigen aankoopprijs. Gronduitgifteprijs vertegenwoordigt in casu de marktwaarde.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 17/01166
uitspraakdatum: 16 oktober 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van De Fryske Marren (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2017, nummer LEE 16/4696, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 13 te [A] per waardepeildatum 1 januari 2015 voor het jaar 2016 vastgesteld op € 179.000.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de WOZ-waarde verminderd tot € 150.000, de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 te vergoeden en de heffingsambtenaar veroordeelt in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 271,78.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
De onroerende zaak betreft een perceel grond met een oppervlakte van 2.390 m² (inclusief een strook grond/water van 174 m²), gelegen op het bedrijventerrein ‘ [B] ’ te [A] , met bedrijfsbestemming, met daarop - op 1 januari 2016 - een bedrijfspand met inpandige woning in aanbouw.
Belanghebbende heeft het perceel grond van de gemeente De Fryske Marren (hierna: de gemeente) op 26 februari 2015 gekocht voor, uiteindelijk na precieze inmeting, € 187.696 (inclusief BTW). Bij het vaststellen van deze koopprijs is een uitgifteprijs van € 70 per m² (exclusief BTW) gehanteerd voor een gedeelte van 2.216 m² en € 1 (exclusief BTW) voor de strook van 174 m². Daarnaast is in de koopovereenkomst bepaald dat belanghebbende voor de bouw van een inpandige bedrijfswoning eenmalig een extra bijdrage is verschuldigd van € 36.300 (inclusief BTW), welke bijdrage belanghebbende gelijktijdig met de levering van de grond aan de gemeente diende te voldoen.
Op 15 juli 2015 heeft belanghebbende bij de gemeente een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een bedrijfspand met inpandige woning op het perceel en daarbij een opgaaf gedaan van bouwkosten te bedrage van € 265.000 (exclusief BTW). Bij beschikking van 21 september 2015 is door de gemeente aan belanghebbende de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Per 1 januari 2016 zijn op het perceel graafwerkzaamheden afgerond en was de fundering van de opstal gereed.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 te hoog heeft vastgesteld.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.