Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9442, 18/00054

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9442, 18/00054

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 oktober 2018
Datum publicatie
9 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:9442
Zaaknummer
18/00054

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling bedrijfsobject. Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00054

uitspraakdatum: 30 oktober 2018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z]

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2017, nummer AWB 17/277, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Berg en Dal (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat] 5 te [A] , thans gemeente Berg en Dal (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 777.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerende-zaakbelasting voor het gebruik van de onroerende zaak (hierna: de aanslag ozb) vastgesteld.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarde en, naar het Hof begrijpt, de bestreden aanslag (artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ), gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 december 2017 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2018 te Arnhem. Daarbij is verschenen [B] als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [C] , bijgestaan door [D] en [E] , taxateur, allen werkzaam bij het Gemeentelijk belastingkantoor Munitax dat – onder meer – tot taak heeft de uitvoering van de Wet WOZ en de verordening op de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Berg en Dal.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende maakt deel uit van de kinderopvangorganisatie KION en exploiteert op het adres [a-straat] 5 te [A] een kinderdagverblijf (hierna: het kdv) en een buitenschoolse opvang (hierna: de bso). Het kdv heeft 52 zogenoemde kindplaatsen, de bso 75, waarvan een deel zich bevindt in de onroerende zaak en een ander deel in het gebouw van een basisschool.

2.2

De onroerende zaak is een afzonderlijk woz-object maar maakt deel uit van een groter multifunctioneel gebouw dat in 2006 is gesticht en dat eigendom is van de Stichting [F] (hierna: de Stichting [F] ). Het multifunctionele gebouw is onderdeel van een complex waartoe ook buitenspeelruimten en een afzonderlijk gelegen gebouw behoren, die visueel en architectonisch één geheel vormen met eerdergenoemd multifunctioneel gebouw. In het andere gebouw is een basisschool gevestigd.

2.3

Het multifunctionele gebouw heeft een oppervlakte van 1.526 m² waarvan ongeveer één derde in gebruik is bij belanghebbende. De overige gebruikers van dit gebouw zijn – onder meer – een bibliotheek, een spelotheek en het centrum voor doofblinden [G] . Er wordt tevens door derden een horecavoorziening geëxploiteerd. Alle delen van het complex zijn in gebruik.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak door de heffingsambtenaar op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vragen of bij de vaststelling van de waarde is uitgegaan van de juiste Taxatiewijzer en of bij die vaststelling op voldoende wijze rekening is gehouden met een functionele/economische veroudering van de onroerende zaak.

3.2

Belanghebbende stelt dat bij de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak moet worden uitgegaan van de kosten van onderwijsgebouwen. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat een afwaardering moet plaats vinden in verband met de feitelijke onderbezetting van het kdv en de bso op de waardepeildatum. Zij berekent die afwaardering in hoger beroep nader op 34,95 percent van de gebouwwaarde na technische afschrijving hetgeen naar haar mening leidt tot een waarde van de onroerende zaak van € 625.000 indien wordt uitgegaan van de Taxatiewijzer Onderwijs, en van € 640.000 indien wordt uitgegaan van het archetype dat de heffingsambtenaar in aanmerking neemt.

3.3

De heffingsambtenaar stelt dat, gelet op de aard van het totale complex, bij de waardering moet worden uitgegaan van de Taxatiewijzer Overheidsgebouwen wijk-/buurtcentrum, archetype Wijkcentrum multifunctioneel. Hij stelt dat bij de vaststelling van de waarde rekening is gehouden met een onderbezetting hetgeen heeft geleid tot een afwaardering met 11,4 percent. Ter zitting van het Hof heeft hij zich nader op het standpunt gesteld dat die afwaardering ten onrechte is geweest omdat, bezien vanuit de Stichting [F] , van een onderbezetting geen sprake is.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de vastgestelde waarde en, naar het Hof begrijpt, tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag ozb.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing