Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9640, 17/00777

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9640, 17/00777

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 november 2018
Datum publicatie
16 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:9640
Zaaknummer
17/00777

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Zitting bijgewoond door studenten. Levert het evalueren van de zitting met studenten een zwaarwegende aanwijzing op voor partijdigheid of een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid?

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

W rakingskamer

Locatie Arnhem

nummer W200.246.364

Datum beslissing: 6 november 2018

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

mr. [A] namens [B] te [C] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaak die bij het Hof is ingeschreven onder nummer 17/00777.

1.2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord Mr. [A] namens verzoeker en namens de heffingsambtenaar [D] , tot bijstand vergezeld door taxateur [E] .

1.3. Bij op 20 september 2018 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de raadsheer mr. J.A. Monsma (hierna: de raadsheer). Met datum 27 september 2018 en 23 oktober 2018 heeft verzoeker zijn verzoekschrift aangevuld.

1.4. De raadsheer heeft desgevraagd te kennen heeft gegeven niet in het verzoek te berusten en niet te willen worden gehoord. Wel heeft hij een schriftelijke reactie gegeven op het verzoek tot wraking, welke reactie tezamen met de uitnodiging voor de mondelinge behandeling aan de verzoeker is doorgezonden.

1.5. Het proces-verbaal van de zitting van 20 september 2018 is op 4 oktober 2018 naar partijen verzonden. Dit proces-verbaal, waar zowel verzoeker als de raadsheer naar verwijzen, is ambtshalve aan het wrakingsdossier toegevoegd.

1.6. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2018. Verzoeker is met bericht aan het Hof niet verschenen. Kort voor de zitting is per fax ingekomen een ‘pleidooi’ van verzoeker. De wrakingskamer zal deze fax als een schriftelijke aanvulling op het verzoekschrift aanmerken.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking

Het verzoek tot wraking is tijdig, schriftelijk en gemotiveerd gedaan en voldoet daarmee aan de eisen die artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt. Ook overigens acht het Hof het verzoek ontvankelijk.

3 Beoordeling van het wrakingsverzoek

3.1.

Artikel 8:15 Awb luidt:

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.2.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.3.

Verzoeker doet zijn verzoek tot wraking van de raadsheer blijkens zijn verzoekschrift steunen op de volgende gronden:

– De zitting werd bijgewoond door medewerkers van heffingsambtenaren van diverse gemeenten die een opleiding volgen tot heffingsambtenaar, waarna de raadsheer met hen is gaan lunchen tijdens welke lunch de zitting zou worden besproken.

– De raadsheer heeft verzoeker ter zitting niet de gelegenheid gegeven het laatste woord te voeren.

– De raadsheer heeft verweerder toegestaan verwijtbaar te laat nieuwe informatie over te leggen, waarop verzoeker niet meer heeft kunnen reageren en waardoor verzoeker is benadeeld.

3.4.

In de uitnodiging voor de mondelinge behandeling ter zitting van 20 september is aan verzoeker aangegeven dat tijdens die zitting studenten aanwezig zouden zijn. Blijkens het proces-verbaal van die zitting is de aanwezigheid en de studierichting van de studenten (HALO) door de raadsheer bij aanvang van de zitting nader toegelicht. Tevens is daarbij aangegeven dat de studenten na de zitting de gelegenheid zouden krijgen om vragen te stellen over de zitting, met name de invulling van de verschillende rollen in een zitting. Verzoeker heeft daarop verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.

3.5.

De wrakingskamer stelt voorop dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, nu kan worden geconstateerd dat verzoeker weliswaar zelf heeft ingestemd met de aanwezigheid van studenten ter zitting én met het achteraf bespreken van het verloop van de zitting door de raadsheer met die studenten, maar dat hij uit de toelichting niet had begrepen dat het publiek bestond uit (medewerkers van) heffingsambtenaren in opleiding. Hoewel – mede uit de inhoud van het faxbericht van verzoeker van 23 oktober 2018 – kan worden afgeleid dat de raadsheer daarover voor aanvang van de zitting wel informatie heeft gegeven, is die informatie door onbekende oorzaak niet goed overgekomen. Dat – zoals verzoeker heeft gesteld – onder de term “studenten” slechts (voltijds) studerenden aan een hogeschool of universiteit zijn te verstaan, vermag de wrakingskamer niet in te zien en evenmin dat verzoeker door het gebruik van deze terminologie zou zijn misleid.

3.6.

De omstandigheid dat een raadsheer – zoals hier – napraat over het verloop van een zitting met het publiek dat die zitting in het kader van hun opleiding met instemming van de partijen heeft bijgewoond, levert naar het oordeel van de wrakingskamer op zichzelf geen zwaarwegende aanwijzing op voor partijdigheid of een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid met betrekking tot (een van) de op die zitting behandelde zaken. Dat het publiek in dit geval – kennelijk uitsluitend – bestond uit (medewerkers van) heffingsambtenaren in opleiding had – naar het de wrakingskamer voorkomt – voor de betreffende raadsheer wel aanleiding kunnen zijn die bespreking niet in de setting van een (informele) lunch te houden, maar bijvoorbeeld direct na afloop van de zitting of zittingsdag in de raadzaal. Dat hij dat niet heeft gedaan levert echter naar het oordeel van de wrakingskamer nog niet een zwaarwegende aanwijzing op voor partijdigheid of een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid met betrekking tot de zaak van verzoeker. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat niet is bestreden dat het publiek, afgezien van een summiere inhoudsindicatie van de zaak en van wat ter zitting was voorgevallen, over geen enkele kennis van de inhoud van het desbetreffende dossier beschikte, dat tevoren duidelijk aan verzoeker is aangegeven dat de nabespreking zich zou richten op het reflecteren op de rollen van de procesdeelnemers doch inhoudelijk niet zou worden besproken en dat is gesteld noch gebleken dat zich onder de studenten medewerkers van de verweerder in de zaak van verzoeker bevonden.

3.7.

Uit het proces-verbaal van de zitting op 20 september 2018 blijkt dat verzoeker, na de tweede termijn van de verweerder, nog eenmaal in staat is gesteld het woord te voeren. Wellicht heeft hij daarvoor minder tijd gekregen dan hem zelf voor ogen stond, maar daaruit kan naar het oordeel van de wrakingskamer geen partijdigheid of de vooringenomenheid van de voorzitter, dan wel de objectieve vrees daartoe, worden afgeleid.

3.8.

In het proces-verbaal van de zitting van 20 september 2018 is onder meer melding gemaakt van het bezwaar van verzoeker tegen de door de verweerder ter zitting overgelegde nieuwe informatie. Een definitieve beslissing over dit punt is nog niet genomen. Dit is ook niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Indien dat aan de orde mocht komen, kan verzoeker te zijner tijd tegen een hem onwelgevallige uitspraak zelfstandig een rechtsmiddel aanwenden en over de door hem geschetste gang van zaken zijn beklag doen.

3.9.

Gezien het hiervoor overwogene is geen zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid of (de schijn van) vooringenomenheid van de raadsheer aannemelijk geworden. Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.

4 Beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van raadsheer mr. J.A. Monsma af.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. H. van Loo en mr. M. Keppels in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2018.

(A.W.M. van der Waerden )

(M.G.J.M. van Kempen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 november 2018.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).