Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9641, 16/01386
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9641, 16/01386
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 november 2018
- Datum publicatie
- 16 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:9641
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:5821, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/01386
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. De heffingsambtenaar hoeft voor het parkeren aan een openbare weg geen factuur met omzetbelasting uit te reiken.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 16/01386
uitspraakdatum: 6 november 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)
en het incidentele hoger beroep van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 november 2016, nummer AWB 15/2830, ECLI:NL:RBGEL:2016:5821, in het geding tussen de heffingsambtenaar en belanghebbende
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 12 februari 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 59,75 (€ 1,75 belasting en € 58,00 kosten).
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 november 2016 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen aan belanghebbende een factuur uit te reiken als bedoeld in artikel 35a van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Voorts heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten en hem gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2018 te Arnhem. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Wegens het parkeren van een voertuig aan de [a-straat] te [A] , een openbare weg, is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In het bezwaarschrift heeft belanghebbende de heffingsambtenaar verzocht om een factuur uit te reiken als bedoeld in de artikelen 34c en volgende van de Wet OB.
In de gemeente Arnhem bieden diverse ondernemingen gelegenheid tot het parkeren van voertuigen tegen betaling in parkeergarages of achter slagbomen (hierna: het slagboomparkeren).
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard omdat sprake is van verstoring van de mededinging van enige betekenis. Straatparkeren en slagboomparkeren zijn voor de modale consument dezelfde handelingen. De gemeente Arnhem handelt voor het gelegenheid geven tot straatparkeren dan ook als ondernemer en niet als overheid. De Rechtbank heeft de heffingsambtenaar opgedragen aan belanghebbende een factuur uit te reiken als bedoeld in artikel 35a van de Wet OB. De Rechtbank heeft het standpunt van belanghebbende dat de Verordening Parkeren en Parkeerbelastingen 2015 van de gemeenteraad van de gemeente Arnhem (hierna: de Verordening) onverbindend zou zijn, verworpen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Primair is in geschil of het hoger beroep van belanghebbende ontvankelijk is. Subsidiair is in geschil of de heffingsambtenaar aan belanghebbende een factuur met omzetbelasting dient uit te reiken.
De heffingsambtenaar stelt zich primair op het standpunt dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, aangezien belanghebbende geen belang bij de procedure heeft. De heffingsambtenaar stelt zich subsidiair op het standpunt dat de Rechtbank slechts marginaal had mogen toetsen of de gemeente Arnhem voor het straatparkeren als ondernemer is opgetreden. Ook bij een integrale beoordeling stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat de gemeente Arnhem bij het gelegenheid geven tot straatparkeren als overheid is opgetreden. De Rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat sprake is van verstoring van de mededinging van enige betekenis. Aan belanghebbende hoeft geen factuur met omzetbelasting te worden uitgereikt. Het hoger beroep is gegrond en het incidenteel hoger beroep is ongegrond, aldus de heffingsambtenaar.
Belanghebbende stelt zich in incidenteel hoger beroep op het standpunt dat de gemeente Arnhem heeft gehandeld als ondernemer en daarom omzetbelasting in rekening had moeten brengen. Er is sprake van handelen onder juridische voorwaarden die gelijk zijn aan de juridische voorwaarden waaronder commerciële ondernemingen handelen. Of de gemeente Arnhem heeft gehandeld in het kader van het specifiek voor haar geldende regime, is dan niet van belang. Belanghebbende verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 oktober 1989, gevoegde zaken 231/87 en 129/88 (Comune di Carpaneto Piacentino e.a.), ECLI:EU:C:1989:381. Belanghebbende stelt zich in haar verweerschrift op het standpunt dat sprake is van verstoring van de mededinging van enige betekenis. De Verordening is onverbindend, voor zover daarin ten onrechte geen rekening is gehouden met de verplichting uit hoofde van de Wet OB om omzetbelasting in rekening te brengen. Belanghebbende wijst ter onderbouwing van haar standpunt op artikel 217 van de Gemeentewet. Het hoger beroep is ongegrond en het incidenteel hoger beroep is gegrond, aldus belanghebbende.